drie artikelen


Naar predikanten horen

Toen wij eenmaal ingeburgerd waren in de lutherse Gemeente, en naar de inhoud van de preken luisterden, viel ons op dat de lutherse predikanten meer werk maakten, zich meer in de inhoud verdiepten.
De Gemeente Gods daden voorhielden, niet opdrongen. Zo kon elk 'individu' zelf er uit halen wat hij of zij meende voor zich nodig te hebben.
Deze predikanten wilden (willen) niks opdringen met woorden 'zo is het en zo moet het zijn.'


'Papa, wat zou God er van vinden als ik ...'
'Dat moet je de dominee maar vragen, die heeft er voor doorgeleerd'

Wij (Hester en ik) ervoeren vroeger bij sommige predikers, dat als je zei: 'Dominee, luister, ik denk daar iets anders over,' dat sommigen gepikeerd waren. Want zij wisten het. Zij probeerden, wanneer de kerkeraad of één van hun leden, met hen in een soort debat wilden gaan, de 'vragers' te overtroeven. Een beetje minachtend deden ze, over 'zoveel domheid,'– wat ik persoonlijk niet netjes vond.
Als leek vond (vind) ik, dat te allen tijde de 'bijbelgeleerde' de al dan niet 'domme leek' antwoord moet geven. Ik vind dat sommige Gemeenten er onder geleden hebben als het Evangelie slecht tot matig gepreekt werd.
Een prediker moet niet boven zijn of haar gemeenteleden staan, maar er tussen, naast hen staan als herder. Daarom vind ik, en ik niet alleen, dat het 'beroep' van dominee/priester etc. niet te lichtvaardig genomen moet worden. Het is, als je het goed wilt doen, vooral geestelijk een zwaar 'karwei.'

Ik ben het er mee eens, dat dit zogenaamde beroep een roeping is. Het is niet iets om er zo maar bij te doen. Men moet goed onderlegd zijn, en, wat zeker ook gewenst is, een zekere mensenkennis. Want het is een soort voorman of voorvrouw met allemaal 'unieke mensen.'
Geloven is nu eenmaal zeer moeilijk, vooral in ellende en tegenspoed. Daarom is de toegestoken hand hard nodig voor degene die het nodig heeft. Natuurlijk geldt dat niet alleen voor de herder, ook de gemeenteleden moeten weten van de 'wet van de naaste.'

Vele predikers krijgen kritiek: te licht, te zwaar, te luchtig, te zwartgallig, etc. Maar elke prediker die zich echt geroepen voelt, heeft in zijn of haar woorden altijd wel iets goeds. Want wie of wat zijn wij om het beter te weten?
Zonder van de 'goede' andersdenkenden iets ten nadele te zeggen, willen Hester en ik toch zeggen, dat de 'echte lutherse preken' door ons 'uitverkoren' zijn om naar te luisteren. Nogmaals, zonder de anderen te verguizen of te verwerpen. Wie zijn wij om een eerste steen te werpen?

Hester en Jaap


HERINNERINGEN VAN EN DOOR JAAPVANDRIEL

Kort voor zijn laatste ziekenhuisopname was br. Jaap nog bezig met het op papier zetten van herinneringen.
Hier volgen twee afleveringen die hij onmiddellijk achterelkaar geschreven heeft

'Ik had van jou en Hester nooit verwacht dat je nog eens rooms zou worden.'

Op een vrijdagmorgen was ik zo als gewoonlijk de kapel aan het schoonmaken en gereed maken voor de zondagse Eredienst, toen er een zestal mensen uit mijn geboortedorp binnen stapten. Ik had de deuren voor opengezet, zo zagen ze mij. Het waren mannen en vrouwen van zowat mijn leeftijd, waarmee ik in verschillende verenigingen had gezeten.
Ik zei: 'Hallo lui, welkom, maar hoe komen jullie er bij dat we rooms zijn geworden?'
'Nou kijk eens een boel kaarsen en een kruis op die 'voorleestafel' en die gekleurde kleden.'

Nu was ik die morgen de altaarkleden aan het verwisselen, dat vonden ze ook al raar, waarom al die poespas. Toen ben ik het ze uit gaan leggen. Waarom die grote Paaskaars, de kleuren van de altaarkleden. De betekenis van elke kleur. De betekenis van het Avondmaal, waarom en ook hoe het hier in de Lutherse Trinitatis gevierd werd. En ook de betekenis van dat eenvoudige kruis van gewoon duurzaam hout.
Ik kreeg een hele serie vragen over mij heen, toen ik vertelde van de liturgie en de witte toga van de dominee met die 'gekleurde banden' om zijn schouders. Ik maar vertellen, intussen waren er ook een paar Dordtenaren naar binnen gekomen, die zagen ons daar voorin staan, en die mensen luisterden aandachtig mee.

Mijn oude plaatsgenoten kon ik maar moeilijk overtuigen. Ze vonden een 'boel dingen' overbodig. Er hangt een roomse sfeer omheen, vonden ze.
Ik vertelde dat ik voorzitter en ouderling was en dat Hester en Anja in de cantorij (voor hen kerkkoor) zongen. Dat Hester en Anja zongen in het koor konden ze wel begrijpen, want die 'Plasjes' waren mooie en goede zangers, het koor zou wel goed zijn. Maar dat ik nou hier weer in het kerkewerk zat, in zo'n roomse sfeer, vonden ze maar vreemd.
Ze bedankten me voor de uitleg en zeiden: weer wat geleerd.
Een van mijn oude dorpsvrienden tikte me op mij schouder en zei: 'Ik heb altijd al gezegd: die Jaap van Driel is een vreemde vogel. Doe Hester en Anja de groeten van ons en Jaap het beste met je gemeente, tot ziens.'
Bij de deur draaiden ze nog eens om en zwaaiden.......



De Lutherse gemeente heeft mij, in het begin, met haar houding naar buiten en ook in haar 'innerlijk' soms verbaasd. Iedereen was (is) welkom. Wie erom vroeg kreeg alle uitleg over het Lutheranisme etc., maar te koop lopen met hun geloof dat deden (doet) men niet zo gauw. Ook was er in het verleden nogal eens 'wrijving.' Vooral bij de geleidelijke overgang van vrijzinnig-liberaal naar meer orthodox, zijn er nogal wat 'afgehaakt.' Zoals bij tegenstanders van een vrouw in het ambt. Ook hier in Dordrecht was er een, zeg maar, ordinaire ruzie. Maar dat is nu allemaal voorbij. Thans is het weer 'samen op weg,' maar dat lost ook wel weer op.

Toen ik gekozen werd hier in Dordrecht als voorzitter van de kerkeraad, heb ik oude notulen zitten bestuderen. Ja, heel de gang van zaken, hoe deze gemeente reilt en zeilt. Ik kwam uit grote gemeente, Nederlands-Hervormden in al zijn geledingen. Van vrijzinnigen, confessionelen, orthodoxen en lichte - en zware bonders. Daar moest ik als ouderling/jeugdouderling voorzitter proberen door heen te zeilen en de 'boel' bij elkaar zien te houden. Dat lukte mij aardig, hoewel ik nooit water bij de wijn heb gedaan. En nu kwam ik bij een kleine gemeente die er niet voor terug deinsde om predikanten van verschillende kerken (met hun dogma's) voor te laten gaan.

Wat ik geweldig op prijs stelde, en ook Hester, was de liturgie en de wijze van avondmaal vieren, samen hand in hand staan om de altaartafel. Vele 'gelovigen,' niet alleen onze leden maar ook buiten onze gemeente 'doet het wat.' Ook het vele zingen tijdens de diensten vinden ze geweldig.
In de tijd dat ik voorzitter wan onze gemeente was heerste een goede stemming, alleen de financiën baarden zorg en er was wel eens een probleem. Maar in de oude notulen las ik dat in 1934 de kerkrentmeester toen ook verzuchtte: 'Als het zo blijft is er over tien jaar geen Evangelisch-Lutherse gemeente in Dordrecht.'
En zie, onze gemeente is er nog (2003).
Ik ben niet zo'n zwartkijker. Onze gemeente is klein en fier...
Een wonderlijke ontdekking deed ik in de boeken van de diaconie. In de crisis van de jaren dertig deelde de diaconie bonnen uit voor eieren en melk. Die bonnen kon je inwisselen bij de melkfabriek (handel) D.M.I.. Ouderen zullen dat nog wel weten, de pijp van die fabriek staat er nog, in het Kromhout. Deze bonnen waren getekend met 'voldaan' door de boekhouder van de D.M.I., Jan Kluit. Deze man kwam uit Mookhoek en was een oudere buurjongen van mij geweest. Toen ik in zo'n ouderwetse kinderwagen lag probeerde hij mij al brood met spek te laten eten. De wereld is toch maar klein.....