nr. 76


De Barones van Heut-me-teut

De barones van heut-me-teut
had in haar leven heel geen leut
er viel niets te beleven.
Het ging met adelijke sleur
dag in dag uit en almaar deur
Och heden, ’t was geen leven
Zij leefde tegen heug en meug
vond alles niets en veel te dreug
die hoogverheven kringen.
Ja, alles kwam haar onflatteus
al uit de adelijke neus
zij wou de band ontspringen.

’t Was op een zondag, na de vieux
dat zij plots brak met haar milieu
het kwam wat ongelegen.
De barones van heut-me-teut
kreeg van de weeromstuit een scheut
dus het begin viel ietwat tegen.
Maar, niet getreurd, zo was haar spreuk
en weldra lag zij in een deuk
op het tapijt te brullen.
Eerst kreeg het duur servies een beurt
´t werd tegen ´t kabinet gepleurd
weg met die mooie spullen.
´t Kristal, de pers, het meubilair
ja zelfs het ad´lijk sanitair
moest het wel zeer ontgelden.
Zij rende deur de suitedeur
de trap op als een mitrailleur
zoiets zie je maar zelden.
Toen langs de leuning naar benee
in plaats van deftig tree voor tree
zij kreeg de smaak te pakken.
De luchter werd op kracht gekeurd
en zwierend aan het bellenkeurd
liet zij zich op de tafel kwakken.
Haar man, baron van heut-me-teut
een onvervalste zanikpreut
kon ’t alles niet waarderen.
Hij hield als rustend diplomaat
van kalmte en van regelmaat
doch niet van protesteren
Zijn toon, van spreken, elitair
was enkel goed voor ’t meubilair
haar gleed het langs de koude kleuren.
Zij slurpte thee gelijk een kind
liet onvervaard een frisse wind
en zat zich te bescheuren.
Niets kon haar remmen, geen malheur
wat telde was een goed humeur
en verder niets te zeuren
Uiteindelijk is zij bedaird
en zittend bij de open haird
zat zij nog te genieten.
Het ergste was nu wel veurbij
maar elke dag was zij zo vrij
wat uit haar slof te schieten.
Wie binnen kijkt ziet werk’lijk wair
de barones op ’t secretair
of langs de leuning scheuren.
Op ’t dak en langs de smalle geut
loopt barones van heut-me-teut
naar kattenkwaad te speuren.

Maar de baron, nog steeds versteurd,
spreekt: lieve, wat hier toch gebeurt
’t is ongeheurd, ja ongeheurd.

Cobi Fontijn