Elkkwartaal 09-04-2007
Aartjan van den Berg


Hoe goed wordt Luther gekend?

twee artikelen van Dr A. van den Berg

Als buitenstaanders met Lutheranen in contact komen gaat het al heel snel over de antisemiet Luther. Verontschuldigingen over de tijd van Luther zijn uit. De idee dat elke Lutheraan het, in dat opzicht, met Luther eens zou zijn, is in. En slechts weinigen weten echt hoe het zit! En hoe zit het dan wèl …?

Een schaduwkant van Luther

Maarten Luther schreef in verschillende van zijn geschriften vijandig over de Joden. Dat is een lastige kant van de reformator. René Süss schreef er een boek over dat de aandacht trok in de pers. Aart Jan van den Berg las het en doet daarvan verslag.

Wie zich vandaag laat inspireren door de grote kerkreformator Maarten Luther, zal ook alert moeten zijn op de schaduwkant van zijn theologie. Met die donkere kant van Luther zouden we geconfronteerd worden als we ons voorstellen hoe Luther het laatst verschenen Evangelisch-Luthers Dagboek ter hand zou hebben genomen en op pagina 10 een overzicht zou zien van de Joodse feestdagen van dit jaar, van Poerim tot en met Simchat Tora. Hij zou onmiddellijk naar de pen grijpen om in een geschrift de christenen te waarschuwen voor deze, in zijn ogen, ongeoorloofde Joodse invloed. Wellicht zou hij onder meer chrijven, zoals hij in 1543 deed:

‘Daarom, weet beste christen en twijfel er niet aan, dat je naast de duivel geen bitterder, giftiger, heftiger vijand hebt als een rechtgeaarde Jood, dat wil zeggen, iemand die een serieuze Jood zou willen zijn.’


Joden schenden de Hostie
houtsnede uit Lübeck, 1492

Luther maakte in verschillende van zijn geschriften de Joden zo zwart mogelijk. Hij noemde ze onder meer kinderen van de duivel, vies als verachtelijke beesten, hebzuchtig, moordenaars en bloedhonden, en ‘vol van alle mogelijke ondeugden’. Luther van zijn kant zou zich in onze tijd door de kerk, die zich naar hem noemt, moet-en laten gezeggen dat zijn visie en opvattingen over Joden enJodendom verwerpelijk zijn. Veel christelijke theologen hebben zijn negatieve uitspraken over de Joden bekritiseerd en aan de kaak gesteld.

De Lutherse Wereldfederatie distantieerde zich in 1983 van zijn uitlatingen in zijn latere geschriften over de Joden. Maar nu is er onlangs van Joodse zijde commentaar geleverd op Luthers anti-Joodse uitspraken, die opnieuw de schaduwkant van Luthers theologie onver-bloemd laat zien en op een andere wijze dan huidige christelijke theologen zich voorstellen. Wat is er aan de hand?

‘Over de Joden en hun leugens’

Onlangs publiceerde de Joodse theoloog René Süss een complete vertaling in het Nederlands van het meest anti-Joodse geschrift van Luther Over de Joden en hun leugens (1543).
Aan deze vertaling voegde hij een analyse toe van dit geschrift, waarin hij de inhoud tekst-kritisch vergeleek met andere publicaties van de reformator. Bovendien betrok hij in zijn commentaar de gevoelige kwestie van de relatie van deze geschriften met nazi-Duitsland in de eerste helft van de 20e eeuw. In zijn commentaar komt Süss tot een andere beoordeling van Luthers anti-Joodse uitlatingen dan gangbaar is onder christelijke theologen. Zoals gezegd verwerpen veel christelijke theologen Luthers uitlatingen over de Joden. Maar tegelijk wordt Luther door hen daar min of meer voor verontschuldigd en door hen in bescherming genomen met name tegen de nazi’s, die zijn anti-Joodse uitlatingen zouden hebben misbruikt voor hun antisemitische propaganda en praktijk van uitroeiing van de Joden. Dat is althans de conclusie, die Süss trekt uit zijn onderzoek.

Verontschuldiging

Degene die Over de Joden en hun leugens onbevangen leest, wat nu met de vertaling van Süss ook in het Nederlands kan, wordt daar niet vrolijk van. Zo komt Luther bijvoorbeeld telkens terug op zijn beschuldiging van Joodse luiheid en diefstal. De Joden, zo schrijft hij: ‘verschaffen zich dagelijks niet het geringste beetje voedsel noch dragen ze een draad aan hun lijf die ze niet van ons gestolen en geroofd hebben door hun vervloekte woeker. ….. en een woekeraar is een aartsdief en een roofzuchtige die naar billijkheid zevenmaal hoger aan de galg zou moeten hangen dan andere dieven.’
Je moet, zo is de huidige gangbare opvatting onder christelijke theologen, dit soort uitspraken van Luther zien vanuit de omstandigheden waaronder hij schreef. Hij hoopte dat met zijn kerkreformatie en met het herstel van de prediking op grond van het Oude en Nieuwe Testament, de Joden deze prediking zouden herkennen en Jezus als de Messias zouden aanvaarden. Deze verwachting klinkt door in zijn meest vriendelijke geschrift over Joden Dass Jesus Christus ein geborner Jude sei, geschreven in 1523.
Maar de bekering van de Joden bleef uit en Luther was daarover zeer teleurgesteld, zozeer dat hij uiteindelijk zijn meest anti-Joodse geschrift in 1543 publiceerde. Verschillende christelijke theologen vinden deze publicatie van Luther een betreurenswaardig incident. Maar, zo stellen zij, de hoofdlijn in zijn theologie en denken over Joden vinden we in zijn uitgave van 1523, waarin hij zich welwillend tegenover hen opstelde.
Deze opvatting is onjuist concludeert René Süss. Luther was al vanaf het begin negatief ten aanzien van de Joden. Zijn felle Jodenhaat kwam, versterkt door zijn teleurstelling, in zijn laatste anti-Joods geschrift ten volle tot uiting. Want, zo stelt Süss, in Luthers commentaar op de Psalmen, geschreven vanaf 1513, zoals bijvoorbeeld in zijn uitleg van Psalm 109 in 1526, identificeert Luther de Joden regelmatig met de goddelozen en typeert hij ze als handlangers van de duivel.

Süss geeft meer voorbeelden waaruit de negatieve en vijandige houding al vroeg in het leven van Luther ten aanzien van de Joden blijkt. Daarom keert Süss de gangbare opvatting om. Zijn laatste anti-Joodse geschrift is geen incident, maar hoofdlijn in zijn theologische beoordeling van de Joden, terwijl zijn Joodsvriendelijke geschrift uit 1523 in zijn theologisch oeuvre een incident is. Ook wordt vaak zijn belangstelling voor het Hebreeuws en het contact met rabbijnen daarover als verontschul-diging aangevoerd voor zijn latere aversie tegen het Jodendom. Maar volgens Süss heeft Luther zijn gehele leven de rabbijnse uitleg van het Oude Testament altijd beoordeeld als leugenachtig en verdraaiing van bijbelteksten. In zijn laatste anti-Joodse geschrift staat Luther daar uitvoerig bij stil en geeft hij vele voorbeelden, zoals over de aartsvaders, de besnijdenis, de wet, het land Kanaän met Jeruzalem en tempel, en over de Messias, van in zijn ogen dwaze uitleg van de rabbijnen.

In bescherming genomen

In Over de Joden en hun leugens staan aanbevelingen voor overheid en predikanten hoe om te gaan met Joden. Ze klinken als een programma, zoals dat door de nazi’s in de 20e eeuw werd uitgevoerd. Luther riep op tot het in brand steken van synagogen en Joodse scholen, het verwoesten van Joodse huizen, het vernietigen van hun religieuze boeken, rabbijnen op straffe van de dood het onderwijzen te verbieden, inbeslagname van Joodse eigendommen en dwangarbeid.
Toch vinden vele christelijke theologen dat er geen directe lijn loopt van deze oproep van Luther naar de praktijken van de nazi’s vier eeuwen later. Süss vindt dat die directe lijn wel aantoonbaar is, waardoor Luther mede schuldig is aan wat er met de Joden in nazi-Duitsland gebeurde. Volgens Süss is een belangrijke getuige van deze directe invloed van Luthers theologie op de nazi’s Julius Streicher. Hij was hoofdredacteur van het naziblad DerStürmer, een zeer invloedrijk blad, datin grote oplage verscheen in de periode 1923-1945. In 1946 werd hij in Neurenberg veroordeeld en terechtgesteld.
Hij kreeg de doodstraf omdat hij ruim 25 jaar lang wekelijks in zijn blad de lezers opgehitst had tegen de Joden. Op de titelpagina van zijn blad stond steevast iedere keer: ‘De Joden zijn ons ongeluk’, een uitspraak, die hij aan Luther ontleende. Tijdens zijn rechtszaak beriep Streicher zich dan ook op Luther. Hij bracht naar voren dat als de rechtbank hem veroordeelde, deze ook Luther moest veroordelen. Hij had immers niets anders gedaan, dan wat Luther ook had gedaan, namelijk op dezelfde wijze tegen de Joden ageren. Christelijke theologen wijzen directe invloed van Luther op de nazi’s vaak af met het argument dat de nazi’s voor hun opvattingen ten aanzien van de Joden uitgingen van de rassenleer. Deze leer bestond in de tijd van Luther niet en speelt dan ook geen rol bij Luther.
Süss stelt daartegenover dat het theologische uitgangspunt van Luther, wat de gevolgen voor de Joden betreft, op hetzelfde neerkomt als de rassenleer bij de nazi’s. Luther zag de Joden als een door God verworpen volk. Als bewijs voerde hij aan het verlies van hun land, Jeruzalem en tempel in het jaar 70. Daarmee was het voor Luther een inferieur volk dat verdreven moest worden.

Schaduwkant van christendom en Nieuwe Testament

Volgens Süss was Luther niet origineel met zijn anti-Joodse opvattingen. Hij kon putten uit een lange christelijke traditie waarin Joden door christenen veroordeeld werden, met alle gevolgen van geestelijk en fysiek geweld tegen hen. Volgens Süss begint de demoni-sering van het Joodse volk door christenen al in het Nieuwe Testament. In het evangelie van Matteüs noemt Jezus hen adderengebroed (Matt.12:34) en in het evangelie van Johannes kinderen van de duivel (Joh. 8:44). Christenen hebben deze teksten vaak aangehaald met betrekking tot Joden, zo ook Luther in zijn anti-Joodse geschriften.
Maar wel is duidelijk dat hij de schaduwkant van Luther niet op zichzelf ziet, als een ongelukkig incident binnen het christendom.

Het anti-Joodse heeft, volgens hem, diepe en taaie wortels binnen het christendom. Wie wil weten om welke duistere kant het gaat leze Over de Joden en hun leugens. Want daarin staan, volgens Süss, alle negatieve uitspraken over Joden uit het christendom bij elkaar. De vraag is of wij als christenen en in het bijzonder lutheranen deze Joodse stem willen horen. Ik zou zeggen, laten we ons niet bij voorbaat verontschuldigen en ons afschermen tegenover deze auteur, maar laat ons een eerlijk debat aangaan. Daartoe is René Süss ook bereid. U kunt hem uitnodigen voor een gesprek.



Dr. René Süss, Luthers Theologisch Testament, Over de Joden en hun leugens, inleiding, vertaling, commentaar,
VU University Press 2006 (ISBN 90 8659 015 2).

Dr. Aartjan van den Berg (1939) is emerituspredikant in de Protestantse Kerk. Binnen de Samen op Weg-kerken was hij als hervormd predikant jarenlang verantwoordelijk voor de cursussen Theologische Vorming Gemeenteleden (TVG). Hij publiceerde boeken over spiritualiteit.
Samen met dr. René Süss, die ook als docent aan de cursussen verbonden was, schreef hij in 2006 Spiritualiteit in Jodendom en christendom (Jongbloed Heerenveen).
Hij is gastlid van de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Tiel.

Bron:
Over de lastige kant van Luther, we weten toch waarom?

René Süss’ boek ‘Luthers Theologisch Testament, Over de Joden en hun leugens, inleiding, vertaling, commentaar’ werd in de vorigeafl evering van ElkKwartaal (Pasen 2007) besproken door Aartjan van den Berg.


Ted van Zadel,

Veenendaal, vindt dat hij het zeker niet mag laten om te reageren.

Is het niet een artikel in Trouw over Luther en het anti-semitisme, dan is het wel weer een nieuw boek over Luther als de voorloper van het nazisme. Jammer, van een theoloog (dr. R. Süss) mag je toch meer verwachten dan het alleen beoordelen van uitspraken – zeker juist en voor ons in deze tijd ongewoon – zonder te zoeken naar de achtergronden ervan en deze ook te publiceren. En ze zijn reeds vele keren onderzocht en ook naar voren gebracht. Als we de uitkomsten van deze onderzoekingen leggen naast de uitgangspunten en praktijken van de nazi’s dan blijkt er een wereld van verschil te bestaan tussen Luther en het nazisme. Luther kon niet verdragen dat in zijn tijd de Joden toch ‘het Geschenk van God aan de wereld’ bleven weigeren en zo hun toekomst met God als het ware verwierpen (dus hij wilde een zalige toekomst voor de Joden en niet hun ondergang), terwijl de nazi’s erop uit waren het Joodse ras te vernietigen.

Kan er een groter verschil bestaan??
Dat Luther’s woorden zijn misbruikt door de nazi’s is ook zeker juist…, maar als zij wel zijn gedachten hadden overgenomen waren er zeker nooit gaskamers uitgevonden.
Luther heeft ongeveer tien jaar gepreekt uit de Torah; hij zegt onder meer dat bijvoorbeeld de Wet voor christenen niet geldig is en vervolgt dan: ‘Nu zou iemand kunnen zeggen: waarom preek je over Mozes, als die ons toch niets aangaat? Ik wil Mozes daarom behouden en niet onder de bank stoppen, omdat ik drie dingen bij hem aantref, die ook ons van nut kunnen zijn.

1. Ik zou graag willen, dat de vorsten naar het voorbeeld van Mozes zouden regeren. En als ik keizer zou zijn, zou ik er een voorbeeld voor wetgeving aan ontlenen.
2. Omdat in de Torah zulke voortreffelijke beloften opgetekend staan. Zij eisen niets van ons, maar het zijn troostrijke, vreugdevolle beloften van God, die wij mogen aannemen
en waarop wij ons vrijelijk mogen verlaten.
3. Wij lezen Mozes wegens de prachtige voorbeelden van geloof, liefde en kruis bij de geliefde heilige aartsvaders, Adam, Abel, Noach, Abraham en zo de hele rij langs. Aan de hand van hen moeten wij leren God te vertrouwen en Hem lief te hebben.’ Een mens is nooit te oud om nog wat bij te leren…

Bron: Elkkwartaal 08-08-2007