bezoek de eigen website
van de schola:
www.gregoriaansdordt.nl
Schola Cantorum
Dordrecht e.o.
INHOUD:
Oprichting
Deelnemers en werkwijze
Bronnen en liturgisch besef
De wijze van zingen
Regiofunctie
Waardering
Public relations
Achtergrond van de oprichting
De stad Dordrecht heeft de naam, een calvinistisch bolwerk te zijn.
‘De synode van Dordrecht’ is een begrip. Een tamelijk grote groep
protestanten in deze stad is de beginselen trouw die door die Synode
in 1618-1619 geformuleerd zijn. Maar de Rooms-katholieken vormen er
een ruime minderheid, en dat al lange tijd. Gregoriaans werd en wordt
in enkele Rooms-katholieke kerkgebouwen gezongen, maar dan betreft
het altijd delen van de eucharistische liturgie. Wat ontbrak was het
Latijnse getijdengebed, met gregoriaanse antifonen en hymnen. ‘Ontbreken’
is een werkwoord dat in zijn betekenis puur formeel kan functioneren:
iets is er eenvoudigweg niet. Maar het kan ook de betekenis hebben
van ‘gemist worden’. In dat geval voelen zij die het woord zo gebruiken,
de behoefte om iets te ondernemen, teneinde in dat gebrek te voorzien.
Het leek ds Baan, evangelisch-luthers predikant, de moeite waard om
te onderzoeken, of in Dordrecht en omstreken meer mensen woonden die
voelden voor de oprichting van een gregoriaans gebedskoor. In de zomer
van 1984 schreef hij de leden van de Vereniging voor Latijnse Liturgie
te Rotterdam en omstreken aan. Na een heel behoorlijke respons werd
30 september 1984 op een goed bezochte vergadering de Interkerkelijke
Schola Cantorum Dordrecht e.o. opgericht.
De eerste deelnemers kwamen uit verschillende kerkgenootschappen. Oud-katholiek, Rooms-katholiek, Hervormd, Luthers en Gereformeerd. Een oecumenische Schola, en bovendien gemengd! Op de wekelijkse repetitie-avonden wordt niet alleen gestudeerd op de zang, maar wordt ook uitleg gegeven over de teksten, het soort feesten waar de vespers bij horen en over andere gregoriaanse gezangen. De Schola hangt niet een bepaalde interpretatie van het gregoriaans aan. De koorleider geeft aan hoe er gezongen gaat worden. De aanwezigheid op de repetities is in principe verplicht. Dat is belangrijk, want gregoriaans zingen doe je niet alleen met je stem, maar ook met je oren. Het luisteren naar - en afstemmen op elkaar is uitermate belangrijk, zelfs al ken je het halve officie uit je hoofd!
Bronnen en liturgisch besef
Uit welke bronnen betrekken wij het liturgische materiaal? Uit het
‘oude’ Liber Usualis. Dit zangboek bevat materiaal dat elke zanger
van de Schola aanspreekt, en wel om de volgende reden. Er is heel
wat gemeenschappelijke inhoud in de vesper- en andere getijdenliturgie
van de klassieke kerkgenootschappen. Vergelijkt u vespers in de Lutherse,
de Oud-katholieke en de Anglicaanse traditie, dan zullen u vele overeenkomsten
opvallen. Ze dateren van vóór de Reformatie. Voor die vergelijking
kunt u terecht in het Liber Usualis. Liturgie begint niet met zelfexpressie,
het uitdrukken van gevoelens die wij op dit moment hebben. Zij is
in de eerste plaats het zich voegen in een traditie van eeuwen, een
overlevering van gebeden en vormen waarin de Kerk van alle tijden
en plaatsen het geloof een liturgische gestalte gegeven heeft.
‘Maar die moeilijke Latijnse teksten begrijpt toch niemand!’
Het is nog maar de vraag of ‘alles begrijpen en alles kunnen volgen’
verplichtingen zijn waaraan moet worden voldaan wil er sprake zijn
van echt bidden. In de Liturgie van de grote kerkgenootschappen in
de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw sloop een catechetisch
element binnen. Aan de mensen in de kerk moest zoveel mogelijk uitgelegd
worden. Van liturgische teksten werd verwacht dat ze onmiddellijk
aanspraken en ook een maatschappelijke relevantie hadden. Zo kreeg
het catechetische element in de teksten een wel erg sterke klemtoon.
Dat kan nuttig zijn, maar het heeft geen grote aantallen mensen in
de liturgieviering vastgehouden. Het vieren kwam te kort. Door het
gebruik van het Latijn krijgt het element van bidden en vieren meer
de ruimte.
Maar blijft bidden in de eigen taal niet verre de voorkeur behouden?’
Natuurlijk zijn de Scholaleden niet tegen zingen / bidden in de eigen
taal, zij spelen dat niet uit tegen het zingen / bidden in het Latijn.
Toch denken zij dat zingen / bidden in het Latijn de godsdienstige
ervaring ten goede kan komen. Onze godsdienstige ervaring mag niet
afhankelijk zijn van eigentijds taalgebruik dat na anderhalve generatie
weer aan vernieuwing toe is. Taalgebruik dat te dicht bij ons dagelijks
taalgebruik staat, waarin wij over alledaagse dingen spreken, van
mening verschillen en grappen maken, kan een reële belemmering zijn
voor de godsdienstige ervaring, Alle oudere liturgieën, Christelijk
of niet, kenden een ‘afgezonderd taalgebruik’. Bijvoorbeeld, waar
de spreektaal Aramees was, had de eredienst plaats in het Hebreeuws;
waar in het dagelijkse leven Latijn werd gesproken, was het Grieks
de liturgische taal, enzovoorts.
Onze koorleden zijn allen sterk historisch georiënteerd. Zij wéten
dat ze teksten bidden die meer dan twintig eeuwen oud zijn, en dat
ze daarvoor melodieën gebruiken die meestal meer dan tien eeuwen oud
zijn. Zij hebben ook allen een ‘kerkbesef’, een niet zo gemakkelijk
te omschrijven overtuiging. Blijven wij in deze bespreking ons beperken
tot het gebed, dan valt het volgende te zeggen. De Kerk heeft haar
gebedsteksten ontvángen, en het eerste geschenk is het gebedenboek
bij uitstek in de Bijbel: het boek der Psalmen. Dat wij deze gebedsteksten
bidden in het Latijn, verdisconteert ons besef dat het de Westerse
Kerk is via welke de gebedsteksten tot ons zijn gekomen. Het is afhankelijk
van zijn of haar geloofsovertuiging, of een koorlid in deze historische
achtergrond de werkzaamheid van de Heer van de Kerk ziet.
Wordt dit soort bidden voor ons niet tot een sleur? Of is het alleen
maar emotie? Natuurlijk is er emotie: koorleden en kerkgangers laten
zich onderdompelen in de sfeer van gebed die het Latijnse getijdengebed
wil scheppen. Het cantileren op de kerktoonsoorten brengt ons heel
dicht bij de oorsprong van de muziek zoals die vanuit het Midden-Oosten
naar West Europa is gekomen. Dit contact vonkt op diepe gevoelslagen
in ons, want deze muzikale traditie is al heel veel generaties oud.
Maar voor de leden van de Schola is het bidden in het Latijn een levende
aangelegenheid, geen formalistisch gebeuren uit een hang naar het
verleden. Het is het ‘gebed der Kerk’ dat hier functioneert. Getijdengebed
is lofprijzing van God. Lofprijzing is de eerste taak van de Christen
tegenover God. Bij het doopsel krijgt de gelovige reeds als gave en
opdracht mee, dat zijn mond wordt geopend om Gods lof te zingen.
Een meerderheid van de koorleden heeft geen moeite met weinig of vrijwel
geen kerkgangers. ‘Wij zingen in de eerste plaats voor God,’ aldus
een herhaaldelijk uitgesproken mening, ‘en daarna bidden wij ook samen,
als gebedsgroep.’ In de praktijk vinden de aspirant-leden uit de protestantse
hoek het Latijn prachtig om naar te luisteren en om te zingen, maar
eenmaal lid van de Schola, lopen zij wel tegen al die onbekende woorden
aan. Zij willen weten wat zij bidden, en schrijven de vertaling van
psalmen en hymnen en formuliergebeden naast het Latijn. Maar wat blijkt?
Binnen een jaar stoppen zij daarmee. Zij kijken wel naar de vertaling,
maar tijdens de repetities en de gebedsdiensten laten zij de Latijnse
woorden ‘over zich heen komen.’ Hier is geen sprake van sleur. De
Engelse hoogleraar literatuurwetenschap C.S. Lewis heeft positief
geschreven over de telkens terugkerende teksten en vormen: ‘Een dienst
werkt het beste als wij dankzij langdurige vertrouwdheid er niet over
hoeven na te denken. Zo lang je nog nadenkt over je passen en die
nog tellen moet, ben je niet aan het dansen maar aan het leren dansen.
Een goede schoen is er een die je niet voelt zitten.’
De agens (‘voorganger’) zingt na de intredezang het openingsvers. Na de 5 psalmen zingt deze het kapittel en na het magnificat de preces (voorbeden), die afgesloten worden met een oratie, vredegroet en zegen. De cantores, zowel dames als heren, intoneren de antifonen en zingen afwisselend met de Schola de strofen van de psalmen en het magnificat. Na de hymne cantoreren zij het versiculum en besluiten met het Benedicamus Domino, wat de Schola beantwoordt met het Deo Gratias. Het geheel wordt gezongen in de relatieve toonsoort. Dat betekent dus dat de hoogte afhankelijk is van elke situatie apart. De verschillen kunnen bepaald worden door het tijdstip van de dag, (morgen, middag, avond, nacht), de zangers van de groep (sopranen/tenoren of juist alten en bassen), de atmosfeer in de kerk (fris, helder, of juist warm en benauwd), de fysieke toestand van het koor (aan het eind van een drukke werkweek of juist uitgerust na een vrije dag).
De leden van de Interkerkelijke Schola ( vrouwen en mannen) komen
zoals reeds eerder gezegd uit de grote christelijke kerken en vormen
met elkaar dus echt een oecumenische Schola cantorum. Zij wonen in
Dordrecht, Zwijndrecht, Papendrecht, Rotterdam, Capelle aan de IJssel
en Schoonhoven. Zij moeten er dus veel voor over hebben om hieraan
deel te nemen. De leden van de Schola Cantorum Sabbato Sancto(alleen heren) zijn overwegend
rooms katholieken uit het bisdom Rotterdam. Deze Schola telt nu 25
heren, die uit ‘s-Gravenhage, Zoetermeer, Vlaardingen, Rotterdam,
Nieuwerkerk aan de IJssel, Zwijndrecht, Dordrecht en Gorinchem komen.
De enige van buiten het bisdom Rotterdam komt helemaal uit Zuid-Scharwoude
in Noord-Holland.
Bij de zielenvespers noemen wij de namen van dierbaren, die door de
kerkgangers opgeschreven zijn en bij het noemen van de namen steken
wij een kaars aan, aan de paaskaars. Deze kaars blijft gedurende de
vespers branden zoals ook gebeurt in een in een aantal andere diensten.
Op de vredeszondag zingen wij de Introïtus ‘Da Pacem Domine’ als speciale
bede om vrede, zoals ook in andere diensten geschiedt. Bij een viering
op 2 februari, het feest van de opdracht van de Heer in de tempel,
ook wel genoemd het feest van Maria Lichtmis, vieren wij een kaarsenwijding
als wij in een R.K. Kerk functioneren. Dan worden de kaarsen gewijd,
die in het komende jaar in de kerk in de liturgie gebruikt worden.
Een extra: Donkere Metten en Lauden van Paaszaterdag
Op weg naar Pasen zingt de Schola Cantorum Sabbato Sancto in de Grote- of Sint Laurenskerk
te Rotterdam de Donkere Metten en Lauden van Paaszaterdag. In deze
dienst worden deze bijzondere gebeden gezongen en gesproken. De teksten
sluiten aan bij de Goede Vrijdag en de Stille Zaterdag: droefheid,
berusting, maar ook verwachting op dat wat komt. Het ritueel rond
een driehoekige kandelaar, de kaarsegge of tenebraeluchter genoemd,
met 15 kaarsen, 14 ongebleekte als symbool van rouw en een witte als
symbool van Christus geeft een extra dimensie aan deze viering. Het
thema van de viering is ‘de avond na de begrafenis; de dodenwacht
bij het graf’.
In de 25 jaar (het getal is geactualiseerd in oktober 2008) dat de
Schola nu bestaat hebben we 279 diensten verzorgd in 13 verschillende
kerken, en op drie niet-kerkelijke locaties. Daarbij zijn 35 verschillende vespers gezongen / gebeden.
De eerlijkheid gebiedt dat wij zeggen, dat de toeloop naar onze gebedsdiensten
gering is. Ook hier is de secularisatie gaande. Je spreekt soms mensen,
die zeggen veel van gregoriaans te houden maar die je toch nooit in
een vesperdienst ziet. Als je er naar vraagt hebben ze veel excuses.
Het weer was te slecht, of te mooi. De kinderen komen op dat tijdstip
op visite, we drinken dan juist ons borreltje of gaan dan aan tafel,
het is te vroeg, het is te laat, noem maar op! Het enige wat echt
geldt is: ‘Wie er voor kiest naar de vespers te gaan, die komt gewoon!’
Sommigen wijten dat aan het ‘geestelijk klimaat’ in de Drechtsteden.
Wie zal het zeggen... een feit is dat Dordtse klei en Zwijndrechtse
tuinbouwgrond blijkbaar geen voedingsbodems zijn voor oecumenische
vieringen. De grenzen tussen de kerkgenootschappen worden duidelijk
getrokken. Daarom hebben de oprichters van de Interkerkelijke Schola
bewust gekozen voor een zo weinig mogelijk controversiële vorm van
oecumenische viering: de gebedsdienst. Samen bidden is een vorm van
praktische oecumene die door kan gaan ook als de samenwerking tussen
verschillende kerkgenootschappen moeizaam gaat. Zangers en kerkgangers
die betrokken zijn bij de Schola ervaren, dat de leerstellige grenzen
hun scherpe kanten verliezen wanneer zij samen tot de ene God bidden.
Door de oprichting van de Schola Cantorum hebben wij een liturgisch
samenzijn willen bieden waar mensen zich geestelijk op hun gemak voelen,
door gezamenlijk bidden een onderlinge band kunnen onderhouden en
aan hun waardering van de eeuwen oude gebedstradities van de Westerse
Kerk gestalte kunnen geven. In veel Rooms-katholieke parochiekerken
heeft het gregoriaans geen plaats meer, en toch, nog nooit was er
in de wereld zoveel vraag naar. Deze manier van zingen boeit vele
jongeren, ook zij die tegen de Kerk zijn, en wordt door enkele muziekgroepen
in hun harde, elektronische muziek gebruikt als demper en tegenhanger
van de doorgaans oorverdovende klanken. De gregoriaanse muziek hóórt
echter in een kerkgebouw, in de liturgie. Ze is ontstaan door, in
en voor het godshuis.
Een paar jaar geleden vroeg een ontwikkeld en vooraanstaand gelovige
ons: Doen jullie hiermee iets, dat eigenlijk niet meer bestaat? Een
beetje onwetendheid. Het deed denken aan een artikel in het dagblad
Trouw van maandag 20 januari 1997. Daarin stond o.a. vermeld een betoog
van dr. Jozef Wissink, priester, hoogleraar voor de Radboudstichting
te Groningen en lid van de Dialoog-commissie. Bij de tweede bijeenkomst
van deze commissie vergeleek hij in Amersfoort de rijke katholieke
traditie en geloofsinhoud met een huis waarvan de bewoner niet alle
spullen in de huiskamer zet: sommige staan op de gang, andere staan
(tijdelijk) op zolder. De boodschap was duidelijk: in de kerk moeten
we elkaar niet afrekenen omdat de een iets in zijn huiskamer koestert
wat de ander naar zolder doet - wat trouwens nog iets anders is dan
wegdoen bij het oud vuil. Iedereen maakt in het geloof een selectie.
Alles kiezen is onmogelijk; in de huiskamer staat dat waar je echt
ja tegen zegt. Donkere Metten en Landen zijn nooit afgeschaft. Bij
de laatste hervormingen van het brevier zijn alleen de mogelijkheden
verruimd om keuzes te maken over het ‘hoe en wanneer’! Dat heeft er
wel toe geleid, dat op heel weinig plaatsen de Donkere Metten en Lauden
nog in het volle zicht staan. Wij hebben de dienst wel ontvankelijker
gemaakt voor de mensen in de kerk door de lezingen (gedeeltelijk uit
het nieuwe brevier) in het Nederlands te lezen i.p.v. ze in het Latijn
te zingen. Ook de vele responsoria worden gedeeltelijk als lectio
gezongen. Aan het eind besluiten wij de dienst zoals dat oorspronkelijk
ook op dat tijdstip gebeurde met het solo zingen van het Praeconium
Pascale. De heraut die aankondigt dat het feest der verrijzenis nabij
is!
Public relations
Wij publiceren in parochiebladen, kranten, hangen raambiljetten op,
berichten op teletekst, hebben gedrukte folders met het jaarprogramma
op leestafels en onderhouden een eigen website op internet te vinden
onder: www.gregoriaansdordt.com Ook op andere gregoriaanse sites staan
links naar onze site, zelfs vanuit België. Zie daarvoor: http://listen.to/plainchant.
Wilt U een site bekijken vanuit de University of Arkansas, bekijk
dan de site van Richard Lee, Associate Professor of Philosophy, die
een link legt naar ons op de site: http://comp.uark.edu/~rlee/
Willem Baan en Ben Odijk