|
Het binnenste is een kruis, geheel in zwart;
het staat in een hart, dat zijn natuurlijke kleur heeft - om mijzelf
steeds in herinnering te brengen dat het geloof in de gekruisigde
ons zalig maakt.
Want wie van harte gelooft, wordt gerechtvaardigd.
Al is het een zwart kruis, dat doet afsterven en pijn moet doen,
toch laat 't dat hart zijn kleur behouden, het verderft de natuur
niet dat is, het maakt ons niet dood, maar behoudt ons ten leven.
De rechtvaardige leeft immers door zijn geloof, maar alleen door
zijn geloof in de gekruisigde.
Zulk een hart nu moet midden in een witte roos staan om aan te duiden
dat het geloof vreugde, troost en vrede geeft, en ons zonder meer
in een witte vreugdevolle roos zet.
Dit is een andere vreugde en vrede dan de wereld geeft, daarom moet
de roos ook wit en niet rood zijn, want wit is de kleur van de geesten
en van alle engelen.
Zo'n roos staat in een hemelsblauw veld om duidelijk te maken dat
we in de geest en in het geloof reeds nu deel hebben aan de komende
hemelse vreugde: we zijn er reeds in, levende in de hoop, al is
het nog niet openbaar.
En om dat blauwe veld een gouden ring, waarmee gezegd wordt dat
die zaligheid in de hemel eeuwig duurt en geen einde heeft en zoveel
kostelijker is dan alle aardse vreugde en genot, als het goud schoner
en kostbaarder is dan alle andere metalen. Maarten Luther
1530 (in een brief aan Justus Jonas)
|