CITATEN UIT DE BRIEVEN VAN IGNATIUS
vertaling: Dr A.F.J. Klein
Die niet naar de samenkomst gaat is
zonder meer trots en veroordeelt zichzelf. Er staat toch geschreven: “God
weerstaat de hoogmoedigen.”
Laten wij ons daarom inspannen de bisschop niet te weerstaan. Dat zijn
de mensen die zich aan God onderwerpen.
Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen.
Als u vaak samen komt worden de machten van de satan vernietigd en wordt
het verderf dat hij brengt krachteloos door uw eendrachtig geloof.
Brief aan de Efeziërs 5.3, 6.1, 13.1
Er is één arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ongeboren, God in
het vlees gekomen, in de dood waarachtig levend, zowel van Maria als uit
God afkomstig, eerst onderworpen aan het lijden, toen niet meer in staat
te lijden: Jezus Christus onze Heer.
Brief aan de Efeziërs 7.2
Bidt voortdurend voor de anderen. Er is immers voor hen hoop op bekering
zodat ze bij God kunnen komen. Geeft hun de mogelijkheid dat ze, al is
het uit uw werken, door de onderwezen worden.
Weest zachtmoedig tegenover hun woede, nederig tegenover hun grootspraak,
stelt uw gebed tegenover hun lasterpraat, wees onwrikbaar in het geloof
tegenover hun dwaalleer, weest rustig tegenover hun opvliegendheid en
doet geen pogingen hen na te doen.
Brief aan de Efeziërs 10.1,2
Wie tot geloof gekomen is, zondigt niet en die de liefde bezit, haast
niet. De boom is bekend aan zijn vrucht. Zo vallen ook zij die belijden
van Christus te zijn, op door hun werken. Nu gaat het niet om de belijdenis
maar of iemand tot het einde toe in de kracht van het geloof blijkt te
staan.
Brief aan de Efeziërs 14,2
Het is beter te zwijgen en iets te betekenen dan te spreken en niets
te zijn.
Brief aan de Efeziërs 15,1
Één brood ..., dat is het geneesmiddel tot onsterfelijkheid, tegengif
tegen de dood, ja, leven in Jezus Christus voor altijd.
Brief aan de Efeziërs 20,2
Ik ben een losprijs voor u en voor hen die u tot eer van God naar Smyrna
hebt gezonden.
Brief aan de Efeziërs 21,1
Mijn geest en mijn boeien zijn een losgeld voor u.
Brief aan de Smyrneërs 10,2
zie ook brief aan Polycarpus 2,3
Zoals de Heer zonder de Vader niets deed omdat hij met hen verenigd was
- en dat geldt voor wat hij zelf verrichtte en voor wat hij deed door
middel van de apostelen - zo moet ook u niets doen zonder de bisschop
en de oudsten.
Brief aan de Magnesiërs 7,1
Als u zich onderwerpt aan de bisschop als aan Jezus Christus, dan komt
het mij voor dat u niet leeft naar menselijke opvattingen maar in overeenstemming
met Jezus Christus die voor ons die voor ons stierf op dat u door aan
zijn dood te geloven, aan uw eigen dood zou ontkomen.
Brief aan de Tralliërs 2,1
Sluit uw oren als iemand tot u spreekt zonder Jezus Christus te noemen.
Hij is uit het geslacht van David, voortgekomen uit Maria, waarlijk geboren.
Hij had en dronk, hij is waarlijk vervolgd door Pontius Pilatus, waarlijk
gekruisigd en hij stierf terwijl de hemelse, aardse en onderaardse machten
toekeken.
Hij is ook waarlijk van uit de doden opgewekt, omdat zijn Vader hem opwekte.
Op dezelfde wijze zal zijn Vader ons die in hem geloven opwekken in Christus
Jezus. Buiten hem bezitten we geen waarachtig leven.
Brief aan de Tralliërs 9
zie ook Brief aan de Smyrneërs 1,1-2
Het christelijk geloof is geen zaak van overreding, maar het maakt indruk,
wanneer het door de wereld gehaat wordt.
Brief aan de Romeinen 3,3
Ik schrijf alle gemeenten en druk alle op het hart dat ik graag voor
God sterf. Als u het mij maar niet verhindert. Laat me toch voedsel zijn
voor de dieren. Ja, hitst de dieren op dat ze mijn graf worden. Dan zal
ik werkelijk een leerling van Jezus Christus zijn als de wereld niets
meer van mijn lichaam zal zien.
Smeekt Christus ten gunste van mij op dat ik door die werktuigen een offer
voor God blijk te zijn.
Brief aan de Romeinen 4,1-2
Christus leed waarlijk, zoals hij ook waarlijk verrees. Hij leed niet,
zoals sommige ongelovigen zeggen, in schijn.
Zelf zijn ze schijn. En zoals ze denken zal het hun ook vergaan wanneer
ze zonder lichaam als demonen rondwaren.
Ik weet en ik ben overtuigd dat hij ook na de opstanding in het vlees
was.
Brief aan de Smyrneërs 2 en 3,1
De vindplaatsen van de citaten verwijzen naar “Apostolische
vaders” deel I, Dr A.F.J. Klein