DE WET NA DE BELOFTE -
WAAROM GOEDE WERKEN NODIG ZIJN

De verkondiging
op de Dertiende Zondag na Trinitatis

Leg uw oor te luisteren onder de mensen op straat, in wachtkamers, in winkels, en u hoort de verbijstering over wat er in Irak en Syrië gebeurt.
Onthoofdingen van Britten en Amerikanen, in veroverde gebieden die IS worden genoemd: Islamitische Staat.
De IS strijders ontvoeren andersdenkenden en dwingen ze tot bekering tot de Islam. Vrouwen en meisjes worden mishandeld en misbruikt.
Hoe is het toch mogelijk, mensen die in een god geloven die op zo gruwelijke manier een an­der mens vermoorden... En dat op gezag van een kalief, een geestelijke leider die zegt te spre­ken en te doen namens Allah.

Wij, hier, zouden het niet moeten laten bij ontsteltenis. Nu en straks na de Dienst mogen wij ons rekenschap geven waar wij staan. ‘Mogen’ zeg ik met nadruk. Want het is een gave van God dat wij met verstand begaafd zijn, dat we Torah, Profeten, Brieven en Evangeliën gekregen hebben om daaruit te leren.

Wat zijn er veel conflicten onder de mensen die met godsdienst te maken hebben. Ook onder de eerste christenen was dat het geval.
De apostel Paulus krijgt in zijn christengemeente te Galatië een conflict met christelijke Joden. Hij verwijt hun te groot respect voor ál die voorschriften van de Torah. Hij houdt vader Abraham hun voor ogen. Hij zegt: ‘Had Abraham de wetten en voorschriften waar jullie zo mee bezig zijn? Nee toch? Maar hij wordt wel de vader aller gelovigen genoemd. De Torah had hij niet, maar hij heeft wel van God een belofte gekregen.
De belofte dat in zijn nageslacht alle geslachten van de aardbodem gezegend zouden worden.
Hier horen we iets heel belangrijks.

De apostel Paulus wil zijn critici voorhouden, wat wezenlijk is, waar het eigenlijk om gaat in de godsdienst. Dan kijkt hij naar de wortels, de bronnen. Hij zoekt naar iets dat Joden en volkeren mogen delen. Zou hij nu spreken – en dat dóet hij als het ware via deze Dienst – dan zou hij zeggen: ook Moslims worden er bij betrokken. Want ook Moslims zien Abraham als een geestelijke vader. Immers de Koran is voor een deel gelijk aan de Joodse gewijde boeken.

Waar vestigt Paulus onze aandacht op? Op de belofte die God aan Abraham heeft gedaan.
In uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Voor Paulus culmineert dat nageslacht in de ene Christus. Willen we zien, bedoelt hij, willen we zien in wie de belofte belichaamd is, dan zien wij op Christus.
Hier is dan de achtergrond van de prediking die u in lutherse kerken veel horen kunt: de zegen over de volkeren, het heil van de wereld, het is in Christus, door Christus.
Vanuit die achtergrond en die prediking vindt de apostel Paulus het niet juist dat Joodse christenen zich druk maken over de regels. ´Hoe moeten we de Torah onderhouden – wat is nog geldig en wat kun je afschaffen...´ En zo meer, en zo voort.

Het is de tragiek van godsdiensten, dat zoveel aanhangers alle aandacht wijden aan de regels, én aan de leer. Leerregels.
Deze aanhangers zoeken houvast, maar dan op een manier die hun past.
Het is ook wel te begrijpen, het is heel menselijk.
Wij mensen willen toch graag tevreden zijn over wat belangrijk voor ons is.
Kent u nog dat gevoel van tevredenheid, toen u uw studie of opleiding had afgerond?
Dat tevreden gevoel, dat gevoel van greep op de leerstof, bedrevenheid in het vak, kennis van allerhande voorschriften en regels?
In een samenleving is dat uitstekend – maar in het geestelijke leven is het funest.
Het is juist de doodsteek voor het geestelijke leven: er voor in de plaats komt een vormen-godsdienst met regels en leringen die een dwingend karakter aannemen.

Regels en voorschriften kunnen in hun soort goed zijn. Maar ze kunnen in zichzelf nooit leven bevatten.
De apostel Paulus reikt dieper, hij predikt de belofte. De belofte die in Christus tot ons komt.
De vraag is nu: hoe ziet die belofte er uit en op welke manier komt die tot ons?

Helaas hebben de aanhangers van regels en leringen ook hier een systeem opgezet. Zij beroepen zich op al wat Paulus schrijft over het kruis en de dood van Christus. Zij bouwen een juridisch systeem. God de Vader stelt ons in staat van beschuldiging en eist voldoening en straf. God de Zoon neemt die straf over van ons.

Zo wordt in vele PKN-gemeenten gepreekt.
Hoe lezen zij daar het Nieuwe Testament? Zij doen het open en zien dat Paulus’ brieven volgen op de Evangeliën. Dus, luidt hun simpele conclusie, de apostel Paulus legt de Evangeliën uit en naar hem luisteren wij.
Maar nu zal ik u eens iets anders zeggen:
de apostel Paulus schreef zijn brieven eerder dan dat de Evangelisten hun Evangeliën schreven.
Wáár in de Evangeliën zien wij dat juridische systeem? Waar is de nadruk op regels, leringen, voorschriften en zo meer?
Die nadruk is er niet, die functioneert in de mond van Jezus heel anders.

Let u er maar eens op, de Evangeliën zijn heel anders opgebouwd en laten veel en veel meer Jezus aan het woord dan de brieven van Paulus dat doen. Paulus reageert op situaties en vragen in zijn kerkgemeenten – zijn prediking is daar op afgestemd.
Het is niet juist om met zulke brieven – die eigenlijk gelegenheidsgeschriften zijn – het is niet juist om op basis van enkele brieven die voor bepaalde situaties geschreven zijn, een godsdienstig systeem te bouwen dat voor ons verplichtend is.
Dus: dat bundeltje Brieven van Paulus legt de Evangeliën niet uit. De Evangeliën zijn immers later dan zijn brieven geschreven.

De Evangeliën op zichzelf verzetten zich al tegen een overspannen wetsonderhouding. Maar nergens zeggen ze dat het doen van goede werken onnodig is.

Een vraag die nog openstaat: hoe komt de zegen over Abraham tot ons en hoe is dat in het leven en sterven van Christus te zien?
De zegen over Abraham luidt: in uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Dit is werkelijkheid geworden, met vallen en opstaan, in de eeuwen daarna, toen het oude Israël een natie werd.
Een volk dat iets uit te dragen had, namelijk een heel bijzondere stijl van leven. Een humane omgang met mensen en dieren, anders dan de antieke volkeren van het oude Oosten.
Het is met vallen en opstaan werkelijkheid geworden, dat is een feit. Soms heeft het Joodse volk als natie een slecht voorbeeld gegeven.
Maar wist u, waarom de Joodse synagogen ten tijde van het Romeinse Rijk zo goed bezocht werden? En waarom het Joodse leerhuis in die dagen veel belangstelling kreeg?
Door het ethos van de Joden, hun onderlinge gedrag, hun liefdevolle, menselijke houding.
Zo hebben Joden later, in de verstrooiing over de wereld, een grote bijdrage geleverd aan de cultuur en de humaniteit. Zij hebben soms bewondering, maar soms ook haat ontvangen. Als Kerk prediken wij de liefde en de opofferings­gezindheid van Christus.
Jezus, de zoon van Israël, nageslacht van Abraham, toonbeeld van menslievendheid.

Het zondagsevangelie vandaag heeft niets juridisch, niets van van regelgeving of leerregels.
Christus zegt enkel: doe barmhartigheid, evenzo als de Barmhartige Samaritaan dat heeft gedaan.
Christus gaat juist in tegen geestelijken die zich op reinheidsregels beroepen om een neergeslagen slachtoffer voorbij te lopen. De apostel Paulus zou zich in deze kritiek helemaal kunnen vinden. Het ‘doe gij evenzo’ gericht tot de wetsleraar zou Paulus ook hebben gezegd! Nooit heeft hij het doen van goede werken afgeraden...

Brieven en Evangeliën vinden elkaar, stemmen overeen in fundamentele noties: de oproep om goed te doen omdat Christus ons hierin voorgegaan is. Christus in wie het heil van de wereld gelegen is – dat heeft God beloofd.
Goede werken doen is niet om Gods gunst te verdienen... die gunst is er immers al !
Daarom lijkt het alsof de apostel Paulus de Torah aan de kant schuift en zegt: het heil is alleen door de genade, door Gods gunst.
Daarentegen krijgt de Torah de plaats die haar toekomt: een hulpmiddel om ons dicht bij God te houden. In de wetten en de voorschriften zelf is het leven niet, de Torah is aanwijzing, leidraad om ons te laten leven vanuit Gods genade.

De God en Vader van onze Heer Jezus Christus is een God van liefde. Liefde niet als romantische zweverigheid, maar concreet mededogen met hen die werkelijk hulpeloos zijn.
Zo iemand was de neergeslagen man in het verhaal van Christus hedenochtend.
Omwille van zulke hulpelozen is de Torah ook gegeven, daarom juist gegeven. 'Gedenk Israël dat jullie slaven waren in Egypte, verdrukt en machteloos.' Naar hen ging Gods liefde uit.
Ons past het loflied op die goede God, op Hem die tot ons is gekomen in de mens van liefde en barmhartigheid –
Zingen wij van Lied 146 C de verzen 1, 3 en 7

.

samenvatting

Gods belofte aan Abraham gaat én aan de Torah én aan de evangelieverkondiging vooraf. Dat relativeert wetten en regels.
Goede werken blijven nodig opdat wij dicht bij God blijven.

ELG Zeist,
14 september 2014