VERTROUWEN ALS BASIS
De verkondiging
op de XVde Zondag na Trinitatis
Mattheüs 6,25a,34a
´ Weest niet bezorgd´
Veertien dagen geleden kreeg ik, in de nabespreking onder de koffie, nog
een laatste vraag. U allen hebt die niet meer gehoord, maar, die vraag
is het waard om nu wat beter te beantwoorden.
Het is in de beantwoording mogelijk om aansluiting te vinden bij het koorstuk
na de inzameling der gaven. Dat gaat over de maagdelijkheid van Maria.
Videte miraculum matris Domini:
concepit virgo virilis ignara consortii,
stans onerata nobili onere Maria;
et matrem se laetam cognosci,
quae se nescit uxorem.
Haec speciosum forma prae filiis hominum
castis concepit visceribus,
et benedicta in aeternum
Deum nobis protulit et hominem.
Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto.
Aanschouwt het wonder van de moeder van de Heer:
als maagd en zonder omgang met een man is zij bevrucht.
Daar staat Maria, een edele last torsend,
herkent zich als een blijde moeder,
maar weet ook dat ze niet getrouwd was.
In haar kuise schoot heeft zij hem ontvangen
die van gedaante uitblinkt onder de mensenkinderen,
en ze is gezegend voor altijd.
God en mens heeft zij voortgebracht, ons ten goede.
Eer aan de Vader, en aan de Zoon en aan de Heilige Geest.
In talloze geschriften en preken van de christenheid, al vanaf de eerste
eeuw, wordt Maria voorgesteld als bevrucht zonder toedoen van een man.
Jezus is in haar verwekt door de kracht van de H. Geest.
Dit behoort tot de wonderverhalen in de Bijbel.
Over wonderen ging de vraag die ik veertien dagen geleden kreeg, de vraag
namelijk: is er niet al te veel vrijzinnigheid in de pkn ? Zovele dominees
en kerkleden zeggen, dat wonderen nooit echt gebeurd zijn..
Mijn tegenvraag is: Is het niet letterlijk nemen van een wonderverhaal
vrijzinnig?
Echte vrijzinnigheid verwaarloost de unieke plaats die Jezus Christus
inneemt in het christelijke geloof.
Zijn hoogheidstitels, zoals redder der wereld en God met ons, en meer,
worden in de vrijzinnigheid niet serieus genomen.
Mijn stelling is: wie Christus predikt, maar de wonderverhalen niet letterlijk
neemt, is niet vrijzinnig. De wonderverhalen functioneren in de prediking
van Jezus Christus.
In de antiek-oosterse wereld, bakermat van diverse geloofsovertuigingen,
werd iemand zoals Jezus gezien en vereerd als God zelf. Hij trad op als
boodschapper en woordvoerder van God, en naar oosters gebruik moest hem
dan dezelfde eer bewezen worden als aan God.
In die verering waren vooral bruikbaar de toen gangbare wondervertellingen
- en wat Jezus betreft begonnen die natuurlijk bij zijn verwekking en
geboorte. Ik zelf zie hen als onderdeel van het liturgische spreken.
Ze fungeren als lofprijzing op Christus.
Niemand in deze tijd is verplicht om zulke vertellingen, beelden en liturgisch
woordgebruik letterlijk te nemen. Maar wel moet Jezus als de Christus,
de zoon van God, worden geloofd en geprezen. Dat is de zin van onze Eredienst,
daarom gaat het in een lutherse liturgieviering.
Namens God en daarom als God spreekt de Christus Jezus vandaag tot ons.
Vooral vallen op zijn woorden: ‘Weest niet bezorgd.’
Want ze lijken absurd, vooral wanneer ze gezegd worden aan mensen die
worden opgejaagd, of onderdrukt, of sterven aan de ebola of aan andere
moeilijk te genezen epidemieën, of honger, of overstroming, enzovoorts.
Is het niet al te makkelijk gezegd, te snél misschien:
‘Weest niet bezorgd’ ... ?
‘Zoekt eerst Gods koningsregering,’ zegt Jezus, en dat is de basis van
zijn oproep: ‘Weest niet bezorgd.’
Die basis mag ook onze basis zijn. Het is een fundamenteel vertrouwen,
een innerlijke zekerheid dat wij er mogen zijn; dat wij gewenst zijn;
nee sterker nog: dat wij geliefd worden.
Ik werk als vrijwilliger in de geestelijke hulpverlening en luister naar
mensen in grondeloze eenzaamheid, verlatenheid, snakkend naar een einde
van hun leven.
Vaak hoor ik ze zeggen: wie heeft mij gewenst, wie zit er op mij te wachten?
Luisteren, met invoelen, is het beste. Een enkele keer kan ik vanuit mijn predikantambt iets zeggen: ook u hebt een levenstaak; het grootste mysterie van het universum, dat wij God kunnen noemen, heeft uw bestaan gewenst. Ook in uw peilloze verdriet, wordt u gedragen en geliefd.
Gelovigen in de kerk zijn niet beter dan zij. U bent hoogstens beter
in staat om te beamen en te ervaren dat u leeft vanuit een fundamenteel
vertrouwen.
Hierin is onze grote voorganger: Christus. Hij heeft in zijn leven en
sterven laten zien, hoe sterk zijn vertrouwen was.
Dat het sterk was, wil niet zeggen dat het nooit op de proef gesteld
is. Dat is het leed en het lijden die in zijn leven waren.
Christus is niet weggelopen van zijn levensopdracht. Hij heeft radicaal
en eerlijk de Torah gepraktiseerd.
Die praxis, die levensstijl inspireert ons, ook zo te kunnen bestaan,
te leven en ons te gedragen.
Het begint hier, nu in de Liturgie, met de lofprijzing. Vandaag ondersteund
door het koor – en dan straks door dat lange koorwerk dat u na de inzameling
der gaven gaat horen. Beluister dat als een lofprijzing op het mysterie
van Christus' komen in deze wereld.
Aan hem lof en prijs –
De gemeente stemme in met die lofprijzing door het zingen van Lied 903
: 1, 5 en 6