LAZARUS - ZIJN NAAM IS EVANGELIE
De verkondiging
op Eerste Zondag na Trinitatis
"Indien zij naar Mozes en de Profeten niet luisteren, zullen zij ook, wanneer iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen."
Lukas 16:31
Als er één evangeliegedeelte is waarnaar we geboeid luisteren, dan is het wel dit wat de Lutherse Kerk als zondagsevangelie voor deze zondag heeft gekozen. Het schijnt zo te zijn dat deze keuze op Luther zelf te herleiden is. Bijzonder! Voor de zondag direct na het Hoogfeest van Pinksteren en dat van de Drie-eenheid zou hij dit hebben gekozen als evangelielezing.Wat dat wil zeggen? We zullen er de komende 20 minuten achter komen...
Het is een verhaal waaruit op te maken is dat Jezus een knappe verteller
is geweest. Ook iemand die in zijn gelijkenissen en verhalen de hoorders
aan het schrikken bracht. Want het is me nogal wat, die schrille tegenstellingen
vanochtend.
De schoot van Abraham, de plaats van pijniging, dit vooral is een onderdeel
waarnaar de meeste aandacht uitgaat. Maar of dit de bedoeling is....?
De schoot van Abraham, de plaats van pijniging, de hemel en de hel —
deze begrippen zijn ontstáán.
De oosterlingen kwamen geleidelijk tot de overtuiging, dat de plaats waar
de overledenen kwamen, niet overal hetzelfde was. Die overtuiging hoort
dus bij de antieke oosterse cultuur.
Máár ... Het hoort vandaag ook bij het Evangelie.
Hier is het gezag van het Evangelie in het geding.
Hoe laten wij ons gezeggen door dit evangeliegedeelte?
Laten wij vandaag in het bijzonder luisteren naar het slot van deze vertelling.
Abraham spreekt tot de rijke vrek, wanneer deze pijn lijdt door de vlammen
van de plaats van straf. Eerst zegt Abraham tegen hem: Uw broers op aarde
moeten luisteren naar Mozes en de profeten.
Dan sluit hij de vertelling af met de woorden: ‘Als zij naar Mozes en
de profeten niet luisteren, zullen zij ook, als iemand uit de doden opstaat,
zich niet laten gezeggen.'
Hoort u? Hier gaat het om het gezag van de gewijde Boeken. Niet eens het
Nieuwe Testament, want die bundel was er toen nog niet.
Het is het gezag van Israëls gewijde Boeken: Torah, Profeten, Geschriften.
Het wordt gesteld tegenover iets dat voor gelovigen heel belangrijk is:
de opstanding uit de doden.
Wie het slot van dit verhaal hoort zonder achtergrondkennis, zal misschien
vinden dat het verhaal een nare, onbevredigende afloop heeft.
Toch is dit slot juist het doel van het verhaal.
Wij hebben Pasen gevierd en op dat feest verheugen wij ons in de opstanding
uit de doden.
Voor de rijke vrek die verging van de pijn in de vlammen was die opstanding
uit de doden heel erg belangrijk. Hij wilde daar profijt van hebben. ‘Vader
Abraham, laat iemand uit de doden opstaan en naar mijn broers gaan om
hen te waarschuwen!'
Daar tegenin brengt Abraham het gezag van Torah, Profeten en Psalmen.
Niet de opstanding uit de doden geeft de doorslag, maar hoe u luistert
en daden stelt in overeenstemming met de gewijde Geschriften.
Hier zien we ook hoe belangrijk Luthers keuze voor dit evangelieverhaal
was. Het is ook heel actueel!
Moeten wij een boek eer bewijzen, zoals Moslims dat doen jegens de Koran?
Nee! Lutheranen durven zich kritisch op te stellen jegens de Bijbel, want
de Bijbel is geen doel in zichzelf. Het gaat om het gezag dat deze gewijde
boeken over ons hebben.
Gezag aanvaarden mag nooit zijn: slikken, zonder enige kritiek aanvaarden,
alles aannemen zonder na te denken.
U zult ze vast wel kennen en ontmoeten, de strenggelovigen die wonen
in de zogenaamde biblebelt, die langgerekte band dwars over Nederland.
Hij loopt ook langs Zeist en omstreken. De strenggelovigen nemen alles
in de Bijbel letterlijk, dus ook hemel en hel, én de opstanding. Moet
dat, is dat goed?
Nee, dat is de bedoeling niet.
Het is onze opdracht om met het Evangelie in de samenleving te staan,
dus práát eens met zulke mensen.
Houdt zulke mensen eens het slot van de vertelling voor...
Het zondagsevangelie zet het gezag van de gewijde Geschriften boven het
geloof in de opstanding uit de doden. Dat opstandingsgeloof wás er al,
is iets gemeenschappelijks, dat delen alle antieke godsdiensten en oude
oosterse volkeren.
Christus laat horen aan het slot van de vertelling wat echt belangrijk
is: het luisteren naar Mozes en de Profeten.
Indirect wordt tegen die rijke vrek gezegd: U zégt wel dat u gelooft in
de opstanding uit de doden... Maar in de praktijk laat u zien dat u het
misbruikt.
Deze man luistert niet naar Mozes en de Profeten.
De opstanding uit de doden wil hij aanwenden ten dienste van zijn familie.
Dan heeft hij niets begrepen van waar het om gaat bij de opstanding uit
de doden...!
Het is nog erger: hij misbruikt de opstanding!
Als ‘zoon van Israël' – dus iemand die in de Torah en de Profeten onderwezen
is – weet hij toch wat in de leertraditie van Israël opstanding is...
.
De opstanding ten leven is een geschenk aan de arme Lazarus – daarover
moet de rijke vrek nu zijn mond houden.
Voor hem nu geen nieuwe kans meer; hij heeft zijn leven gehad en verkeerd
doorgebracht.
Laat het, wat onszelf betreft, zover niet komen...!
We zouden ons kunnen afvragen: waar is in dit verhaal het Evangelie?
Er is een Evangelie-verkondiging in dit verhaal. Die verkondiging zit
in de naam van de arme. Hij heet Lazarus, een vergrieksing van de Joodse
naam Eleazar. Deze naam betekent: God helpt. Dit is een belofte, dit is
het Evangelie hier. Een belofte, en dat is het wezen van het Evangelie:
vervat in die naam.
De rijke vrek krijgt in het verhaal geen naam.
Geen naam, dat is: geen bestaan. De rijke vrek heeft eigenlijk geen bestaan.
Maar al heeft hij geen naam, het is opmerkelijk, hoeveel aandacht die
rijkaard krijgt in het verhaal.
Ga maar na, de man komt herhaaldelijk aan het woord, hij wil in discussie
gaan, brengt de opstanding ter sprake. De arme Lazarus hoor je niet.
Het probleem zit blijkbaar niet eens zozeer bij de arme en zwakke. De
problemen ontstaan bij de rijke en de rijkdom. Jezus spreekt duidelijke
taal: ‘Hoe moeilijk krijgt een rijke deel aan Gods koningsregering,' zegt
Jezus. ‘Je kunt niet God én de geldgod Mammon, tegelijk dienen.'
In het Evangelieverhaal horen wij over de arme Lazarus: zijn naam is
behalve belofte ook een levensprogramma: God helpt, en dat houdt ook in
dat deze arme er naar leeft. Zijn naam is zijn belijdenis en zijn levensprogram.
Hij was temidden van de doden. Hij werd, toen hij lag aan de poort van
het huis van de rijke vrek – toen werd hij tot de doden gerekend. Daar
kon hij zich niet beschermen met behulp van bezit. Maar dat hoefde ook
niet. Hij had, zoals Christus elders zegt, een schat in de hemel. Een
zekerheid die is vervat in zijn naam, in zijn wezen, in wat hij werkelijk
is.
Die verkondiging zit al in de naam van die bedelaar. Hij heet Lazarus,
God helpt. Van hieruit horen we het verhaal opnieuw als een prediking
van opstanding, van een geheel nieuwe werkelijkheid van Godswege.
Zoveel meer over Lazarus weten wij niet. Het kan ons bevreemden dat deze
man zomaar de gelukzaligheid wordt ingedragen. Wij hebben geleerd dat
je eerst moet zijn gerechtvaardigd door het geloof. Dat is goed Luthers,
nietwaar? Maar niets hiervan in dit verhaal. Vergeefs zoeken we naar geloof,
of wat voor kwaliteit ook.
Er zijn kerkmensen die alles in evenwicht willen brengen en die zeggen:
‘Ja, maar dat zat wel goed hoor, met het geloof van Lazarus. Natúúrlijk
was dat een gelovige man...'
Maar als het daarop vastzat, dan had Jezus in zijn verhaal wel zoiets
gezegd als: ‘Zijn geloof heeft hem behouden.'
Daarentegen zwijgt Jezus over het geloof van Lazarus. We horen enkel,
dat hij lag in het voorportaal. Hij hoopte iets te krijgen van wat van
de eettafel van de vrek afviel – het afval dus. Hij had zweren die etterden;
op de geur daarvan kwamen de straathonden af.
Deze zaken weten we; niet of hij rechtvaardig was, gelovig, een goed karakter
had of weet ik wat. Zijn naam is de belangrijkste informatie. Lazarus,
God helpt. Het hele Evangelie zit in die naam.
De arme bedelaar was volstrekt aangewezen op God. Niets restte hem meer.
Zelfs het besef dat hij van God afhankelijk was, kon hem niet helpen.
Het staat dan ook niet in het verhaal, dat hij vol vertrouwen was of zoiets.
Waardevolle les: niet ons vertrouwen in God helpt, God zélf helpt.
Ook niet omdat wij geloven, want dan zou geloven een goed werk zijn, verdienstelijk,
dus, dat Gods hulp zou verdienen. Geloof, vertrouwen, dat zijn middelen,
meer niet.
In het Evangelieverhaal hedenochtend is het wezenlijke dat God helpt.
Mocht er hier vanochtend iemand zitten die bij zichzelf denkt: wat is
mijn geloof eigenlijk nog, ik heb er niets aan, ik ben het, denk ik, kwijt...
Hoor dan het Evangelie dat ligt in de naam Lazarus: God helpt.
U helpt uzelf niet met uw geloof, Gód helpt. Ook moet u niet aldoor naar
uw eigen leven kijken, zoals u dat graag zou willen hebben. Hoor de prediking
van de opgestane Heere Christus en leer daaruit, dat dit het nieuwe leven
is dat echt telt.
Allen onder ons die rijk zijn met hun geloof, wordt gevraagd te erkennen
dat de Heer ten eerste een
helper van de armen is. De armen en de zieken en de doden, de hulpelozen,
de weduwen en de wezen uit wier midden de Christus is opgestaan.
Wij kunnen nog zo begaafd zijn, nog zo'n succes hebben, geluk hebben
— we kunnen misschien erg veel zelf — toch hebben wij een mensenleven
lang tijd nodig om te leren wat precies de doorslag geeft: God helpt....
en ook de verkondiging van de opstanding uit de doden en de komst van
Gods koningsregering.
Deze evangelische beloften hebben de voorrang op alle welgemeende oproepen
tot de rijken om te delen met de armen. Tot delen zijn wel pogingen gedaan,
maar het blijkt, dat wij ondanks al onze rijkdommen de armoede niet kunnen
opheffen. Er is meer nodig – een bekering van het hart, zodat armen en
rijken elkaar echt vinden. En daartoe is het Evangelie nodig.
Dat begint met de overtuiging, dat de hulpelozen een helper hebben, en
dat deze de Heere-God is.
De Heere-God van Israël is met ontferming bewogen over de armen en de
zwakken, de weduwen en de wezen.
Wie zijn de echte armen? Vanuit dit Evangelie is het antwoord: echte armen
zijn zij die met recht de naam Lazarus zouden mogen dragen; omdat ze uitsluitend
op God zijn aangewezen, op God die helpt. Zijn er zulke armen?
Ik hoor in onze samenleving mensen die zich tekort gedaan voelen; ze
hebben grote monden en gebruiken zelfverzekerde taal.
Dit zijn de Lazarussen niet, want zij hebben wel wat meer en anders dan
een beroep op Gods hulp.
De armen en de kleinen zijn er wel, maar zij vallen niet op. Ze hebben
zich al teruggetrokken van de rijken; van hen verwachten zij geen hulp.
God helpt – . Hoor de prediking van de opgestane Christus en verneem
daaruit, dat de Heere-God is een helper van de armen. De armen en de zieken
en de doden, de hulpelozen, de weduwen en de wezen –
en uit hun midden, uit de doden, heeft Hij de Christus Jezus opgewekt.
Daarom hoeven wij ons niet meer angstvallig vast te klemmen aan ons leven,
en het zeker niet in eigen hand willen houden.
Nu de vraag naar het hoe. Hoe gaat dat dan?
Het Evangelie dat in de naam Lazarus vervat ligt, dat is belofte, maar
hoe gaat de verwerkelijking van die belofte?
De vervulling van de belofte waarvan de naam Lazarus getuigt, die vervulling
is de inschakeling van de rijke! Die Lazarus hád geholpen kunnen worden.
zodat de rijke wel degelijk een gezicht en dan ook een naam had gekregen:
de rijke in dienst van de helpende God! Dat was mooi geweest!!
God helpt... een hulp waarbij de rijken niet gemist kunnen worden.
Als de rijken helpen, is dit een bewijs en een vrucht van Gods genade
en krachtdadige werkzaamheid.
Jezus zegt het zelf: ‘Gemakkelijker gaat een kameel door het oog van de
naald dan dat een rijke deel krijgt aan Gods koningsregering.' De luisteraars
zuchten en vragen: ‘Hoe moet dat dan?' Jezus antwoordt: ‘Hetgeen bij mensen
onmogelijk is, is bij God wel mogelijk.' Ja, want God helpt.
Ook voor de rijken is dat Evangelie van kracht:
God helpt.
Dan is het niet te laat, zoals in het evangelieverhaal hedenochtend. Dan
zien zij met geheiligde ogen de arme in Israël. Met geheiligde ogen, want
de arme is Gods oogappel.
Het Evangelie is belofte dat ook de rijken wil bevrijden in de beklemming
van hun bezit. Dan is het Evangelie dat in de naam Lazarus vervat ligt,
dan is dat Evangelie voor ons allen!
De armen mogen van Godswege onbezorgd zijn: dit vertolken wij lofprijzend,
met Gezang 127 : 4, 5 en 7