LUTHER, DE JODEN EN HET NIEUWE VERBOND
De verkondiging
op de 20ste Zondag na Trinitatis
20ste na Trinitatis 2017 Zeist
De gedachtenisdag van de lutherse reformatie is 31 oktober, en dat is
aanstaande dinsdag. Deze dag is een kerkelijke gedachtenisdag, een kerkelijke,
laten we dat in deze tijd van ontkerkelijking stellen. De dag draagt ook
wel de naam: Kerkhervormingsdag.
We kunnen dat op Luther zelf herleiden, want het ging hem immers om de
zuivering van Gods Kerk.
Zijn verlangen was, dat de Kerk weer als nieuw zou zijn.
Als nieuw ! Het is een gelukkig toeval (als je dat zo noemen wilt) dat
de eerste schriftlezing van deze zondag gaat over het nieuwe verbond.
Zo mag de profeet Jeremia het beloven, namens de Heere-God, aan het volk
Israël: Ik de Heer, zal met het volk van Israël een nieuw verbond sluiten.
Het woord ‘nieuw' moet op juiste manier begrepen worden. Het is te verklaren
naar analogie van de oproep: ‘Zingt den Heer een nieuw lied.'
Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er eerst geschreven en gecomponeerd
moet worden, zodat er daarna een gloednieuw lied kan worden aangeheven.
‘Zingt den Heer een nieuw lied,' dat kan een overbekend lied zijn – maar
dan gezongen met nieuw elan.
Zo is het ook gesteld met het nieuw verbond dat de Heer aan de profeet
Jeremia belooft.
Het is hetzelfde verbond, maar dan ontdaan van aanslibsels, misbaksels
en misverstand. Daarna kunnen we zeggen: het is als nieuw.
Moeten wij dit zo precies weten?
Ja zeker wel, want viert u de Kerkhervormingsdag, dan moet u weten wie
u bent als Kerk en waar u staat als Kerk.
De narigheid is, dat talloze protestanten, en helaas vooral lutheranen,
geen flauw benul hebben van het verbond; het verbond dat de Heere-God
van Israël met zijn Joodse volk gesloten heeft.
U weet wél dat het Oude Testament niet oud is en ook niet afgeschaft mag
worden. Erken dan ook dat het verbond tussen God en het Joodse volk nu
nog even rechtsgeldig is als in de tijd van de profeten.
Deze erkentenis heeft zeer verstrekkende consequenties, consequenties
die Luther niet heeft getrokken.
U weet allen hoe scherp en verbitterd Luther aan het einde van zijn leven
tekeer is gegaan tegen de Joden.
Ik meen dat hij dat nooit had gedaan als hij ernst had gemaakt met wat
hij wel degelijk wist: namelijk dat Gods verbond met Israël nog steeds
rechtsgeldig is.
Hij wás zo goed begonnen, met het schrijven van een opzienbarend boekje.
De titel was: ‘Dass Jesus Christus ein geborener Jude sei.'
Dit was voor zijn tijd opzienbarend en ongehoord. Het leverde hem de spotnaam
‘Jodenvriend' op.
Aan dit en aan de vroege preken van Luther kunnen we zien hoe goed zijn
start was.
Maar, hij was een kind van zijn tijd en daarom niet voldoende waakzaam
tegen het vervangingsdenken.
Het vervangingsdenken houdt het misverstand in, als zouden gelovigen uit
de volkeren in plaats van Israël zijn gekomen.
Al te gemakkelijk wordt, voor de verdediging hiervan, de evangelielezing
van deze zondag er bij gehaald.
De weigerachtigen zouden de Joden zijn. Zij hebben immers Jezus Christus
verworpen. Maar zij die van de straat geroepen zijn, zij zijn degenen
uit de volkeren die gelovig zijn geworden.
Kennelijk wordt hier een tegenstelling gecreëerd en die wordt zo in de
mond van Jezus gelegd.
Door grondig onderzoek en vergelijking met pas ontdekt bronnenmateriaal
kunnen professionele uitleggers aantonen, dat deze woorden tientallen
jaren ná Jezus' dood zijn geschreven.
Die tegenstelling die door de evangelie-schrijvers is gecreëerd, past
nog het beste in hun eigen tijd.
Toen stonden inderdaad Joden en christgelovigen uit de volkeren tégenover
elkaar. Maar dan praten we over die mensen in die tijd.
Het is onjuist om te veralgemeniseren en te zeggen:
het zijn de Joden die Gods uitnodiging hebben afgeslagen.
En zij die van de straat geroepen zijn, zij zijn degenen uit de volkeren
die gelovig zijn geworden...?
Zo krijgen alle Joden het brandmerk van ongelovigen.
Dit is een kwalijke veralgemenisering. Alle Joden worden hier in één keer
aan de kant geschoven.
Helaas maakt ook Luther geen onderscheid tussen Joden in de tijd der profeten
en die in zijn eigen tijd.
Nogmaals, daarin was hij een kind van zijn tijd.
Wij leven in het hier en nu...
Wanneer wij 500 jaar lutherse reformatie vieren, moeten we toch warempel
die 500 jaren recht doen.
Ik bedoel: wij zijn 500 jaren verder, en we mogen stellen dat we in het
voetspoor van Luther verder gekomen zijn.
Om nog een keer terug te komen op Luther zelf:
Zijn kennis van het Hebreeuws en de Joodse achtergrond was in díe tijd
heel groot. Maar de kennis nu is veel groter. In zijn lijn gaan wij verder:
moedig en kritisch, niet bevreesd om overbekende ideeën opnieuw te doordenken.
Om eens een overbekend idee in de lutherse wereldkerk te noemen: de eeuwenoude
aanname dat Joden door onderhouding van de wet en door het doen van goede
werken Gods liefde willen verdienen.
Luther noemde dat de ‘Joodse werkgerechtigheid.'
Helaas heeft die vermeende werkgerechtigheid de lutherse en gereformeerde
bijbeluitleg op een dwaalspoor gebracht. Tot de dag van vandaag zijn er
talloze kerkmensen die met zelfgenoegzaamheid neerkijken op de Joodse
religiositeit.
Zulke kerkmensen vinden bijbelstudie niet zo nodig, immers, zij zijn toch
al gelovig.
Mijn missie is, dat ik aan een ieder die het horen wil, vertel dat er
belangrijke vooruitgang in kennis is.
We weten inmiddels dat in Jezus' tijd de overgrote meerderheid van de
Joden nooit geprobeerd heeft, door goede werken een eigen rechtvaardigheid
te creëren.
Gelovige Joden leven vanuit Gods verbondsliefde en -trouw. Hun praxis,
hun levensstijl getuigt van liefde tot God en tot de naaste. Zo heeft
ook Jezus geleefd, dat wordt door moderne studies steeds duidelijker.
Leven vanuit Gods liefde en trouw, omdat Hij een verbond met zijn volk
gesloten heeft.
Daar horen wij opnieuw de woorden van de eerste schriftlezing.
"Ik sluit met mijn volk een nieuw verbond."
Hier ligt duidelijk het initiatief bij de Heere-God.
Dit is al een bewijs dat Israël, bij monde van de profeten, de liefde
van God beleden heeft. Die liefde gaat aan al wat wij zijn en doen, vooraf!
Hoe gaat het verder? Want hoe zal het volk leven als verbondspartners?
Nee, geen werkgerechtigheid. Het verbond hangt niet af van onze prestaties.
Het blijft genade.
Hoor hoe Jeremia namens de Heere-God een belofte doet:
"Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen, en die in hun hart schrijven."
Wij mogen dat ook op ons van toepassing nemen, als een belofte, ook aan
ons gedaan.
Dit is daarom een belofte, omdat het een daad van Godswege aan ons betreft.
Wat wij uit onszelf niet kunnen, bewerkstelligt de Heere-God in ons. Hij
zet als het ware een stempel op ons hart. Het stempel van Gods Wet, of
beter, van zijn Torah.
Dit stempel bewerkstelligt gehoorzaamheid in ons, zodat die er, om zo
te spreken, uitkomt op de wijze van Hem welgevallig gedrag.
Dit kan alleen het werk van Gods heilige Geest zijn.
Op een andere plaats in een profetenboek spreekt de Heer woorden van dezelfde
strekking: in het boek Ezechiël zegt Hij: "Ik zal u een nieuw hart
geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal
het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven."
Een hart van vlees: dat wil in de bijbeltaal zeggen, dat het ontvankelijk
en kneedbaar is.
Dit hart past niet in ik-gerichte mensen.
Wie eerst luistert en ontvankelijk is voor het Woord van God en voor de
stem van de naaste, die laat zien dat het nieuwe hart vorm gaat krijgen
in hem/haar.
Zo zullen wij ons gedrag laten bepalen door God en de naaste. Daar is
wezenlijk in het christelijk geloof. Want, gemeente, denken wij dat het
christelijk geloof een hoeveelheid denkbeelden en overtuigingen is? Is
dat de vrucht van de Reformatie?
Laat u waarschuwen door dat tekstgedeelte over de man zonder bruiloftskleed.
Hij wordt verwijderd uit de feestzaal. Hij was een man die zich niet wilde
gedragen als een echte gast in de nabijheid van de gastheer. Dat bruiloftskleed
is een symbool dat ons ernstig te denken geeft: het wijst op wie je bent,
én: hoe je gedrag is.
Hoe sta je tegenover God, hoe ben je jegens Hem en hoe leef je er naar?
Daarom moeten wij blijven leren van Torah, Profeten en Psalmen van Israël.
Waardevol is de plaats van het volk Israël in de Westerse cultuur. De
Joden hebben een bijzondere opdracht – dat is hun uitverkiezing, en uitverkiezing
is geen privilege, geen plaatsje op de eerste rang.
Wij hoeven ons niet bij de Joden aan te sluiten... Ik zeg, met de woorden
van de apostel Paulus: wij zijn er al. Wij zijn als wilde loten geënt
in de goede boomstam Israël. De verbinding is Christus.
Laten wij dan leren van de manier waarop bij de Joden godsdienst functioneert.
Bij hen geen slaafse religie, geen kruiperig opkijken tegen een opperwezen
maar dragen van verantwoordelijkheid, gegeven door de verbondspartner.
De dienst der liefde, liefde tot God en tot de naaste, Onderhouding van
de Torah is geen verdienmodel, maar de manier om dicht bij God en de naaste
te zijn.
Dicht ook bij de aardse werkelijkheid.
Luther is een goede weg ingeslagen: hij heeft ingezet bij Gods liefde
en de vrijheid van een christenmens.
Hierover zijn wij verheugd en vieren wij 500 jaar Kerkhervorming.
Laten we in Luthers voetsporen moedig verder gaan. Ook al zijn we met
weinigen, laten we een duidelijk geluid horen en een herkenbaar gedrag
vertonen, gedragen door Gods liefde en zijn trouwverbond –