... MAAR IK ZEG U ...

De verkondiging
op de Zesde Zondag na Trinitatis 2013

Mattheus 5

Mensen die veel bezig met de Bijbel, lopen het gevaar, teksten uit hun verband te rukken.
Of, ze laten juist teksten staan, in hun verband van geschiedenis en cultuur, terwijl deze teksten eigenlijk in deze tijd moeten functioneren.
In beide gevallen worden de gewijde woorden tekort gedaan.
Wat vindt u van het niet willen laten inenten van kinderen tegen de mazelen. Er zijn strenggelovige ouders die dat weigeren dat op grond van bijbelteksten.
Sommige teksten rukken ze uit hun verband, andere teksten laten ze juist staan zonder er iets mee te doen, iets dat hen verder brengt …

Hoe vreemd eigenlijk, dat mensen de neiging hebben, Christus en het Evangelie als het ware op te sluiten in tijdgebonden en tijdbepaalde bewoordingen. Want zo komen mensen er toe, om ook gezag toe te kennen aan culturele en morele verschijnselen die voor Jezus' tijd normaal waren. Een voorbeeld: Jezus en zijn volksgenoten stonden afwijzend jegens homosexualiteit. Conclusie van talloze gelovigen in deze tijd: ook wij zijn tegen homosexualiteit.
Mijn vraag hierbij: gebruiken deze lieden wel het verstand dat zij gekregen hebben? Anders gevraagd: waar is het zelfstandig denken dat volwassen mensen zouden moeten beoefenen...?
Om terug te komen op het al dan niet inenten: in Jezus' tijd waren ziekten als de mazelen niet te genezen. Veel meer was er, dat niet beheersbaar was. De gedachte was dan dat dit alles van God afkomstig was, al dan niet indirect. Alles waarbij mensen machteloos stonden, dat móest wel van God komen of door Hem toegelaten.

Wat gebeurt er nu, in strenggelovige kringen? Daar willen ze liefst zo intens mogelijk afhankelijk van God blijven. Het wordt een doel op zichzelf, het heeft iets onzelfstandigs; dat onzelfstandige moet blijven. Juist in geval van ziekte, daarin kunnen zij dat onzelfstandige ervaren.
Hier zit geen vooruitgang in, hier is geen steeds weer nieuw gebruik van de gewijde teksten.
Hoe anders gaat Jezus er mee om. Luister naar zijn Bergrede:
daar horen wij de uitwerkingen, de consequenties en praktische toepassingen.
Luister dan naar Jezus, hoe hij oude teksten oppakt en toepast.
Wel zes keer in het vijfde hoofdstuk van 't Mattheus-evangelie zegt Jezus: 'U hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is...' en dan volgt de te gebruiken tekst ... . Dan zegt Jezus: 'Maar ik zeg u... !' en daarop volgen Jezus' eigen woorden.
Hier horen wij hoe moedig hij omgaat met de oude woorden, uit zijn Bijbel, de Hebreeuwse Bijbel, en uit de traditie.
Op deze manier moeten gewijde teksten functioneren. Alleen zo hebben ze in deze tijd gezag.
Stel eens, Jezus zou eind vorige eeuw geboren zijn; hij was dan nu tegen de dertig jaar.
Hij zou zijn opgegroeid met computers en facebook pagina's, met de nieuwe sociale media; hij zou te maken krijgen met de langere levensverwachting en daarbij horende doodswens onder oude mensen; en ook met het verlies van onze nationaliteit ten gunste van Europa.
Jezus zou met nieuwe uitleg zijn gekomen, nieuwe interpretatie, nieuwe toepassing van de traditie en haar oude teksten.
Ook ben ik er zeker van dat ten gevolge van zijn doen en spreken een heel ander soort beweging op gang was gekomen -- heel anders dan hoe de Kerk er nu uitziet.

Nog steeds zouden Jezus' woorden klinken: 'Maar ik zeg u... !' en daarna dan Jezus' eigen woorden.
Zo hoorden we het ook in de Bergrede.
Wat is dan toch die Bergrede?

Er is een gedachte waar we wel mee kunnen beginnen: de Bergrede is de grondwet van het Rijk Gods.
Het is een positieve grondwet, met een inzet van heil. Armen en treurenden, reinen van hart en vredestichters worden gelukzalig genoemd.
De Christus Jezus wijst hier eerst de burgers aan; burgers die onder de koningsregering van zijn hemelse Vader een vrij en verantwoordelijk leven mogen leiden.
In die grondwet wordt eerst opgesomd wíe de burgers zijn en hoe goed zij af zijn met hun burgerschap. Dat is toch een positief begin. Zó positief mag het blijven.
Deze burgers onder Gods koningschap zijn geen gesloten groepering, negatief jegens de buitenwereld. Zij zeggen ook niet dat zij namens God denken en spreken en handelen.
Passen we dit eens toe op dat weigeren om in te enten:
Het kan niet zo zijn dat door een houding van gelijk hebben over niet inenten, andere kinderen blootgesteld kunnen worden aan besmettingsrisico. Dat is niet positief, dat is het gelijk van de gesloten groep. Een gesloten groep die ik niet vergelijken kan met de armen en treurenden, de reinen van hart en vredestichters die Jezus noemt in zijn Bergrede.

De Bergrede, grondwet onder Gods koningsregering. Eerst die burgers, en daarom is die grondwet een levend Woord. Het is een voedingsbodem van leven gevende wetten!
Zoals u weet, zijn gewone wetten gebaseerd op een grondwet. Zo is Jezus in zijn Bergrede als het ware een nieuwe wetgever geweest. Hij heeft radicale woorden gesproken voor zijn tijd.
Jezus durft. Het is ook niet zomaar dat hij een jaar of wat later terechtgesteld is. Zo'n man kunnen de machthebbers er toch niet bij hebben, dat is te riskant voor de eenheid, voor het nationaal zelfbewustzijn, voor zedelijkheid en menslievendheid.
Jezus peilt diep, ja, stoot in één keer dwars door het dunne laagje vernis dat beschaving heet.
Hij stelt aan de kaak: de wortel van moordzucht, van ontrouw, van onwaarachtigheid, van zelfhandhaving en van eigenliefde.
Hij doet dat omdat zijn opdracht is: het zoeken en vinden van wat verloren is. Wie zijn er verloren? Dat zijn de armen en treurenden, reinen van hart en vredestichters, allen die te lijden hebben onder moordzucht, ontrouw, onwaarachtigheid, zelfhandhaving en eigenliefde.
Tégen de machtsbegeerte en de ploertigheid van de wereldeeuw vertroost Jezus de armen en treurenden, reinen van hart en vredestichters.
Hij roept hen toe: “Gelukzalig zijn jullie,” en in de Aramese spreektaal van die tijd had deze bemoediging een extra gevoelswaarde; deze namelijk: jullie zijn op de goede weg.

Voor Jezus heeft deze wereldeeuw niet langer bestaansrecht. Ook dat is een vertroosting voor de armen en treurenden, de zoekers naar gerechtigheid, de reinen van hart en vredestichters. Hun strijd zal gestreden zijn, een nieuwe wereldeeuw zal aanbreken, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Uit die belofte hebben zij kunnen leven.

Ik vermoed dat hier een zwak punt bij ons is.
Want uit welke belofte leven wij? Misschien wel uit helemaal geen belofte. Houden wij dan alleen rekening met wat we voor ogen hebben?
Hoeveel mensen, ook in de Kerk, zijn er niet, die het geloof naar zichzelf toehalen. Ze gebruiken het enkel voor zichzelf.
Ik kom hen zo vaak tegen, mensen die geen idee hebben van de draagwijdte van het Evangelie. Het gaat zoveel verder dan uw en mijn persoon.
Het gaat om de toekomst van deze aarde, en dan vooral om de toekomst van mensen aan wie een toekomst ontzegd wordt.
Juist dit bedoelt het Evangelie wanneer het zegt, dat Christus is gekomen om te zoeken en te vinden wat verloren is.

Integer wás hij, in dat zoeken. Van de Christus Jezus zegt de apostel Petrus: '...in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als hij gescholden werd, niet terugschold, maar het overgaf aan God die rechtvaardig oordeelt.'
Voor Jezus kan de wereldeeuw van nu heel snel voorbij zijn.
Daarom dat kleine verhaaltje van Jezus aan het slot van de evangelielezing hedenochtend, een korte gelijkenis, ter opscherping.
Het gaat over verzoening die past bij de burgers onder Gods koningsregering.
‘Wees vriendelijk jegens uw tegenpartij, tijdig, terwijl ge nog met hem onderweg zijt.’
Christus heeft dit zelfbedacht verhaaltje verteld om de schare en zijn discipelen te laten opkijken: ‘Is het dan zo dringend?’ Ja, zo dringend is het, u mag nu niet meer toegeven aan het eigenbelang, de machtsbegeerte, de schoffering van de ander.
Voor Jezus kon de wereldeeuw van nu snel voorbij zijn. Er dan geen kans tot bekering meer … .
Maar in en door de Christus Jezus is het nieuwe begin mogelijk.

Christus is het levende Woord van God, en door dit Woord leven wij in een nieuwe gehoorzaamheid. Dan zal ook, op momenten die wij niet in de hand hebben en die wij ons meestentijds niet bewust zijn, dan zal ook de Bergrede in vervulling gaan.
Dit Woord van belofte bezingen wij: Gezang 481

samenvatting

Wanneer Jezus zegt:
´... maar ik zeg u,´ dan is dat een moedig en vernieuwend toepassen van oude teksten.
Zo zou de Kerk van nu ook moeten spreken. Het zou de Bergrede en de burgers onder Gods koningsregering recht doen.

ELG Zeist,
7 juli 2013