VUUR OP DE AARDE

Lucas 12:49-50

Augustus 2022 was geen vriendelijke zomermaand. De elementen hebben onvoorspelbaar huisgehouden. In Soedan hevige regenval. In West-Europa ongekende droogte. In China verschroeide aarde.
Ook waren er bosbranden. Het vuur werd, in een droge lucht, aangewakkerd door een harde wind.

De klassieke elementen, water, vuur, lucht en aarde, lijken wel samen te spannen om het ons moeilijk te maken.
De auteurs van de Bijbelboeken duiden dit als oordelen van God. Wij doen dat niet meer.
Wanneer de elementen woeden, spreken wij niet over de straffen van God. Toch blijven de oordelen.
Is het niet zo dat wijzelf, door eigen hand, de oordelen scheppen? De extremen die de elementen ons nu presenteren, zijn grotendeels te herleiden op onze omgang met de natuur.

De Bijbelschrijvers hebben de oeroude symboliek van de elementen verwerkt in hun verhalen en poëzie.
Ik moest daaraan denken toen ik onderlaatst zelf kerkganger was. Gelezen werd Lucas 12:49 waar Jezus zegt: ‘Vuur ben ik op aarde komen brengen, en hoe verlang ik dat het reeds oplaait!’

De predikant legde direct een verband met het vuur van de Heilige Geest. Maar dat was, naar mijn mening, te snel.
Jezus kende het vuur als symbool. In de oudheid konden daar zelfs tegenstrijdige eigenschappen onder vallen. Vuur kan verwarmen maar ook verteren.
Vuur is een beeld van Gods verterend, zuiverend én oordelend ingrijpen. Onder de mensen kan vuur een symbool van brandende jaloezie zijn en ook van vurige liefde.

Deze tegenstelling is waar het nu om gaat. Jezus is vuur komen brengen. Onder de mensen bewerkt dit vuur geen liefde maar tweespalt.
Lucas schreef allereerst voor zijn tijdgenoten en zag met verdriet de scherpe tegenstelling tussen Joden in de synagoge en Joden die volgeling van Jezus waren.
Het is het vuur dat Jezus op aarde heeft gebracht, symbool van de godsdiensttwist die gezinnen verdeelt, familiebanden verscheurt.

Jezus heeft dit zelf wil ondergaan, als was het een doop (vers 50), een vuurdoop. Hij rekende er op en wilde het ook, ondanks de beklemming die het hem gaf (vers 50).
Het zijn woorden die we moeten laten staan waar ze thuishoren: bij de toekomstverwachting van Jezus, de eerste christenen en de evangelieschrijvers.
Een verwachting dat de God van Israël met vuur een zuivering zou volvoeren. Een zuiverend oordeel over gemene jaloezie, machtsbegeerte en valsheid in de godsdienst.

Het bijzondere is, dat Jezus niet zegt: ik sta daar boven, mij betreft dat niet. Het gaat zelfs verder dan dat.
Jezus wilde dáár staan waar Gods louterende en zuiverende vuur zou losbarsten. Hij heeft tot het laatste toe willen zijn bij mensen als wij, met onze tekortkomingen, onze boze gedachten en gelijkhebberij, of zelfs ons openlijke kwaad.
De apostel Paulus, schrijft: God heeft Christus, die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde gemaakt. Deze woorden klinken in onze Goede Vrijdag liturgie, 2 Kor 5:21.
Paulus past de woorden van de profeet Jesaja toe op de lijdende Jezus: God heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen, Jes. 53:6.

Nu Jezus een vuurdoop heeft willen ondergaan, hoe zal dan onze houding zijn?
Zeggen wij: nee, dat de elementen zullen woeden, daar kunnen wij niets aan doen, dat is onze schuld niet.
Of zeggen wij: ja, ook wij zijn medeschuldig. Te weinig hebben wij de kwalijke uitwassen van de godsdienst die de wereldvrede ondermijnen, bestreden.

Daarom verdienen wij de ‘toekomende toorn,’ dat de elementen brandende zullen vergaan, 2 Petrus 3:10. Straffende oordelen van God? Nee. Die oordelen creëren we zelf wel.

Het erkennen dat wij een vuurdoop verdienen, mag een eerste begin van omkeer, van bekering zijn.
In die omkeer had Jezus vertrouwen en daarom kon hij onze voorganger zijn. Hij ging voorop, ving voor ons de eerste klappen op.
Hij is heiland en redder, een bron van hoop.

W. Baan

Dit artikel is geschreven voor 't Zwaantje, het kerkblad van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Zierikzee-Zeeland.
Jrg. 28 - no. 150 - herfst 2022


Iets over mijzelf

Na een dertigjarig predikantschap in verschillende lutherse kerkgemeenten kan ik mijzelf karakteriseren als voorganger en voorzanger

Het voorzangerschap kreeg er in Dordrecht een dimensie bij: mijn plaats als cantor in de Interkerkelijke Schola Cantorum Dordrecht e.o.. Door mijn initiatief is dit gregoriaanse koor in 1984 opgericht.