Uitvaart van mevrouw Van der Linden

Psalm 116
21 september 2011
Oude Begraafplaats, Zwijndrecht

De Gemeente van Christus, de Kerk, bestaat uit allerlei, heel verschillende mensen. Er zijn mensen bij die uitblinken, in vaardigheden die zeer nuttig zijn. Laat ik direct maar openhartig spreken over onze overledene. Johanna Jacoba van der Linden blonk niet uit en spreidde geen enkele vaardigheid ten toon.
Ooit heb ik over Kerk-zijn gezegd, hoe bijzonder het is, die Kerk. Je zit daar bij elkaar, je hebt elkaar niet uitgezocht... Als jongen van zestien, zeventien werd ik gefascineerd door een voorbeeld van kerk-zijn.
Een directeur en een ongeschoolde arbeider in dezelfde fabriek waren ook van dezelfde kerkgemeenschap lidmaat. De directeur deugde niet en zijn arbeider wist dat. Deze ongeschoolde arbeider was ouderling in die kerk.
Hij sprak zijn directeur aan op diens kwalijke gedrag Hij kón dat doen vanuit zijn kerkelijk ambt van ouderling. De directeur accepteerde het – en dat van zijn eigen arbeider wiens baas hij was in de fabriek.
Waarom vertel ik dit? Om u duidelijk te maken dat wat aanzien heeft in de wereld, van weinig gewicht in Gods Kerk is. Plechtige verhevenheid of eervolle status heeft zelfs met een kerkelijk ambt niets van doen.
Het is ook helemaal niet van belang of onze zuster Van der Linden ouderling of diaken is geweest.
Wij denken misschien dat vaardigheden en opvallende gaven de maatstaf zijn of je een waardevol kerkmens bent. Maar daar gaat het niet om.

Hoe is Johanna Jacoba van der Linden lidmaat van Gods Kerk geweest? Zij was gedoop en bevestigd in het geloof. Er staat zelfs een foto van haar, met de confirmatie-sluier, op onze website. Zij had haar plaats, zoals ze was, en zo mocht ze er zijn. Hoe dat komt?
In de Liturgie van de Kerk, spreken wij over haar als ledemaat van het Lichaam van Christus.
Eigenlijk moeten we nog verder terug, naar de oorsprong van het geloof. Dan kom je uit op een zaak van leven of dood. Natuurlijk, als godsdienst echt belangrijk is, dan is het ook een zaak van leven of dood.
Daarom spreek ik er hier over, hier aan deze plaats die ook in het teken staat van dood en leven.

Johanna Jacoba van der Linden-Kornet heeft al zo lang tussen leven en dood bestaan. Toen haar man gestorven was, zagen we ook haar in zekere zin sterven. Net zo was het bij de oude oosterse volkeren waarvan het bijbelse Israël er één was. Een weduwe had het toen zwaar, zij miste de bescherming van haar man. Of zij bij de familie van haar overleden man terecht kon, daar kon zij niet van uit gaan.
Het is nu navenant even moeilijk. Wij leven in een tijd die steeds harder wordt, steeds ongunstiger voor de kwetsbaren. Ook goede bedoelingen kunnen onbarmhartig uitpakken.
Sommige hulpverleners laten hun theorie los op de allerzwaksten. ‘Nee mevrouw, u moet het zelf leren doen, nee, u moet zelfstandiger worden...'
Mensen als mevrouw Van der Linden worden diep-ongelukkig van zulke eisen. Eigenlijk nog niet eens door die eisen, maar door het gevoel dat ze niet serieus genomen worden.
Zijn wij altijd recht door zee geweest, eerlijk in onze houding jegens mevrouw Van der Linden dan is het met volledig respect en aanvaarding. Zo zijn wij Kerk, en dat hebben we niet zelf bedacht.
Het komt vanuit de Godskennis die wij ontvangen hebben.
De God van Israël verklaart zichzelf tot helper van de weduwe en de wees. Dit is geen bijkomstigheid. Dit hoort bij onze God die de Vader is van Christus.

Johanna Jacoba van der Linden-Kornet was weduwe en op alle mogelijke manieren kwetsbaar. Al eerder kon het crisis zijn. Zij was al als jong kind nerveus en snel in paniek.
De Woordverkondiging en de Kerk gaven haar rust. Bij haar kwam het Woord van de hemelse Vader, en dat is Christus, dat Woord kwam over. Want zij wist: dit is mijn enige houvast.

Wat kun je van Christus zeggen? Hij is de levende Heer, maar wat we van hem zéggen komt altijd weer uit op het lijden aan het kruis en zijn stervensgang. Zou die prediking vervelen?
Hebben wij ons verveeld, thuis bij mevrouw Van der Linden, wanneer voor de 20ste keer in één gesprek dezelfde jammerklacht uit haar mond kwam...?
Ik denk dat dit allemaal bij elkaar hoort.
In de Kerk gedenken wij Christus in zijn lijden en sterven – daarom nemen wij mensen serieus ook in hun kleine leed. Nóem het maar klein... Voor mevr. Van der Linden was het als een berg zo groot.
Wij hebben het serieus genomen en wij hebben haar serieus genomen, want onze Heere-God doet dat ook.
Mevr. Van der Linden kon paniekerig en wanhopig zijn, maar ook intens dankbaar voor de hulp die zij kreeg. Dat is een gestalte van geloof, want de basisbetekenis van geloof is vertrouwen.

Johanna Jacoba van der Linden-Kornet – zij had haar plaats in de lutherse kerkgemeente, en méér dan een plaats voor zichzelf. Ook voor de anderen had zij betekenis, want haar kwetsbaarheid en hulpeloosheid waren een verwijzing naar de Heere-God. De God van Israël, die zichzelf noemt de helper van de weduwe en de wees.
De wereld gaat aan hen voorbij; of, als het besef nog aanwezig is dat er iets voor hen gedaan moet worden, dan moet dat zo goedkoop mogelijk. Het kan zo ver gaan dat er slechts één adres is waar zij zich veilig voelen. Het is God op wie nog een laatste beroep mogelijk is. In de Psalmen en volgens de Profeten zijn dit de armen die zichzelf niet verdedigen, want zij kúnnen het niet meer ...
Aan dit bijbelse gegeven moest ik regelmatig denken wanneer ik mevrouw Van der Linden aanhoorde.
Mijn laatste bezoek, zes dagen voor haar overlijden, was ontroerend. Uit haar hoofd citeerde zij: ‘Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand...' en de daarop volgende regels.
Het was als het ware een prediking van vertrouwen en overgave. Haar sterfbed werd een kansel! Ja, een prediking uit de mond van Johanna Jacoba van der Linden-Kornet en dat is goed luthers. Want elke lutheraan mag, als het echt nodig is, het Woord van God verkondigen.
Hier mogen wij het op houden: zij heeft uit het Woord van God geleefd en er op vertrouwd. Luther en Calvijn hebben ons geleerd: het Evangelie is belofte.
Die belofte was haar houvast. En tenslotte heeft zij er uit gesproken met de woorden van dat gezangvers
‘Wat de toekomst brengen moge...' Haar toekomst is bij God, en dat is haar en onze troost.