WEL OF NIET EEN HAND GEVEN
een kerkelijk gebruik nader bekeken
Dit is niet een artikeltje dat we in de Corona-tijd vergeten waren te
plaatsen. Het gaat om het geven van de hand door een kerkenraadslid in de Eredienst aan de voorganger.
In de lutherse kerk van Zierikzee kreeg en krijgt de voorganger aan het
begin van de Eredienst geen hand.
In de meeste lutherse kerken in ons land is die handdruk wel gebruikelijk.
Sinds wanneer dit het geval is, weet ik niet. Vrijwel zeker is het geven van de hand onder calvinistische
invloed ingevoerd.
In de calvinistische traditie worden de predikant, de ouderling en de diaken
als onderscheiden ambtsdragers aangemerkt. De afwezigheid van de ouderling wordt als hindernis voor een
rechtsgeldige predikdienst gezien.
Een kerkenraadslid geeft de predikant de hand: het is een vorm van ambtelijke
solidariteit en het benadrukken van de verwachting die de kerkelijke gemeente mag hebben van
het werk van de voorganger.
Maar de verplichte aanwezigheid van een ouderling houdt een misverstand
in het leven: dat een ambtsdrager de verkondiging mogelijk en legitiem (wettig) maakt.
Het Ambt van Verkondiging is aan heel de kerkelijke gemeente opgedragen. Uit praktische overwegingen verkondigt één gemeentelid het Woord. Hij of zij is daartoe geroepen. Ouderlingen en diakenen voeren slechts bepaalde taken uit.
De gemeenteleden blijven zitten voor het begin van de Eredienst, wanneer predikant en kerkenraadslid binnenkomen. Ze hoeven niet 'uit respect voor het ambt' op te staan, want het ambt is al aanwezig!
De Woordverkondiging in de lutherse kerk heeft sacramentele waarde. Christus spreekt tot zijn leerlingen:
‘Wie u hoort, hoort mij,’ Lukas 10,16. vrgl. Matth. 10,14.
Ook in het zichtbare Woord (Doop, Biecht en Avondmaal) ontvangen wij Christus. Hij legitimeert de Verkondiging en niet een kerkenraadslid.
Laten we als lutherse kerkgemeenschap zuinig zijn op onze symbolen en gewoonten die eigen zijn aan onze identiteit.
Willem Baan