ELKE DAG EEN HEEL LEVEN VAN GODSWEGE
De verkondiging
 op de Apostelfeest 
          van Petrus en Paulus
       
      Genesis 1:1
De vorige keer, toen ik hier was in de prediking, hebt u een niet zo 
        gangbare uitleg van het scheppingsverhaal gehoord. Om kort te gaan, de 
        eerste woorden van houd ik apart van het eigenlijke scheppingsverhaal.
        
        In den beginne schiep God de hemel en de aarde... Deze woorden staan als 
        het ware los van wat volgt, maar dan wel als een opschrift en samenvatting.
        U hebt, naar ik mag hopen, goed begrepen dat dit niet enkel moeilijke 
        theorie is. U en mij gaat dit persoonlijk aan...
Immers het scheppingsverhaal begint in vers 2:
‘De aarde nu was woest en ledig...’,
maar dat komt niet voor rekening van Gods scheppende werk.
        Wat dáár staat is niet wat God gemaakt heeft, maar het scheppingswerk 
        komt er ná! We horen het 't beste in een letterlijke vertaling, 
        uit de Naardense Bijbel:
 1 Sinds het begin is God schepper,– van 
        de hemelen en de aarde.
        2 De aarde 
           is woestheid en warboel geweest, ... 
Het gaat u en mij persoonlijk aan, omdat ook onze chaos, onze warboel 
        en onleefbaarheid met onszelf, niet door het toedoen van de Heere-God 
        zijn.
        
        Scheppen volgens de Hebreeuwse taal is eigenlijk ‘scheiding maken.’
        Hier is het unieke van dit bijbelse scheppingsgeloof. Het Israël 
        van de Bijbel geloofde in een bevrijdende God. De Heere-God 
        is niet eerst in het algemeen bezig geweest met al wat is tot stand te 
        brengen. Het bijbelse Israël nam zijn gelovig uitgangspunt in de 
        bevrijding. Bevrijding uit slavernij en uit dienst aan de vreemde goden.
        De schepping en de verlossing horen bij elkaar. ‘Zie, het was zeer 
        goed’ zegt de Heer na zijn scheppende 
        arbeid – en dat is daarom zo, omdat Hij een God van heil en bevrijding 
        is. Vergeet niet dat zijn scheppende arbeid een start heeft in een toestand 
        van chaos...
        Het is een antwoord en een overwinning op die chaos.
        We onthouden dit wanneer we horen over de zes dagen waarin de Heeree-God 
        de hemel en de aarde gemaakt heeft. Want het is met het oog op heil en 
        bevrijding dat in dagen geteld wordt.
Tellen in dagen, hier is bewust voor gekozen. In de zevende en zesde 
        eeuw voor Christus hebben Joodse schrijvers dit precies zo opgesteld. 
        Het is een heel nauwkeurig schema, zes dagen in twee groepen van drie 
        elk. Al wat er in de ene groep beschreven staat heeft direct verband met 
        wat er in die andere groep opgetekend is. Die schrijvers hebben ook wel 
        geweten dat er geen natuurkundige waarde aan hun beschrijving toegekend 
        kan worden.
        Om een voorbeeld te noemen: het licht wordt geschapen op de eerste dag, 
        maar zon, maan en sterren op de vierde dag. Het is natuurlijk zo dat dag 
        één en dag vier schematisch bij elkaar horen, maar, de schrijvers 
        hebben met opzet de schepping van licht apart gehouden.
        Het licht wordt allereerst en exclusief verbonden met de Heere-God 
        zelf. Het zijn dus niet de zon en maan en de sterren die oorsprong van 
        het licht zijn. Die komen pas op de vierde dag aan bod.
        
        Dit alles is geen natuurkundige informatie; hier vallen daarentegen theologische 
        beslissingen.
        Ook is hier verkondiging aan de orde, en wel als een anti-heidens getuigenis.
        Want in de oud-oosterse godsdiensten waren de zon, de maan en de sterren 
        goden. Tegen deze goden in is het scheppingsverhaal geschreven. ‘Zon, 
        maan en sterren? Dat zijn enkel dingen aan het uitspansel.
        Hun komt geen verering toe, ze zijn niet meer dan onderdelen van de natuur.’ 
        De Heere-God zelf is Licht, in Hem is in ‘t 
        geheel geen duisternis. Licht is niet te herleiden op wat dan ook in de 
        natuur !
        Er mag dan ook onder ons geen sprake zijn van verering van de natuur. 
        Verheerlijking van de natuur zet ons op een dwaalspoor, waarvan we hopelijk 
        snel terugkomen wanneer we de wreedheid en de verspilling zien die de 
        natuur aanricht.
        
        Laten we daarom kritisch zijn op onszelf wanneer we volop bezig zijn met 
        al wat hoort bij de natuur. Dat kan zijn ons lichaam, onze kinderen of 
        kleinkinderen en al wat verder hoort bij het natuurlijke leven.
        Want dat is niet identiek aan Gods schepping. Zijn scheppen is scheiden, 
        daar gaat het om wat ánders dan de natuurkundige oorsprong van 
        al wat bestaat.
        Het gaat om geloof, vertrouwen dat de Heere-God 
        over al het bestaande de heilzame macht heeft, dat Hij een bevrijdende 
        God is die dwars door het schijnbaar noodlottige zijn toekomst naderbij 
        brengt.
        Hoor in het schema van de zes dagen hoe Hij gericht is op de lééfbaarheid 
        van al wat is.
        Het licht gaat voorop, en dat wordt verbonden met de eerste dag. Hier 
        wordt duidelijk de Heere-God verkondigd die 
        zelf het Licht in de duisternis is.
        Geen natuurkundige informatie, maar een gelovige belijdenis is dat, wie 
        de Heer voor ons is.
        
        Het scheppingsverhaal is opgebouwd met behulp van de zes werkdagen.
        Er zijn uitleggers die het belang daarvan niet zien, omdat voor hen dit 
        hele verhaal gemist kan worden.
        Wie het een sage of iets dergelijks noemt, moet zich wel realiseren dat 
        aan dit verhaal Joodse schrijvers hebben gewerkt die in moeilijke omstandigheden 
        zaten. Het is een verhaal, geboren uit confrontatie, uit de botsing tussen 
        het heidendom en het geloof van het bijbelse Israël. Het is geschreven 
        in een moeilijke periode waarin de meeste Israelieten niet meer de beschikking 
        hadden over het beloofde land, en ook geen zeggenschap hadden over hun 
        tijd. Hun dagen moesten zij slijten onder vreemd gezag, en op vreemd land. 
        Dit is de achtergrond én het verband, bij het scheppingsverhaal.
        Om even door te gaan met die zes dagen: dit schema is inkleding met verkondigende 
        kracht. Het gaat bij Gods schepping vooral om het volk van God en het 
        werk dat zijn mensen moeten doen. Werk van dag tot dag, en na zes dagen 
        mag het volk Gods rusten.
        De dag wordt ons voorgesteld als een afgeronde eenheid, in tijd toereikend 
        voor de Heer om te scheppen – maar ons 
        voor ons tijdseenheid, heel wezenlijk in onze tijdsbeleving.
        Hoe ervaart u een dag... Deze hoort tot de dingen waaraan wij met duizend 
        draden gekoppeld zijn.
        Begrijpelijk dat in het bijbelse Israël de dag de kleinste tijdseenheid 
        is. Het is als het ware een leven in het klein.
        Wij komen uit het nachtelijk donker want wij moeten slapen -- maar, slapen 
        is naar oud-oosterse beleving, een klein beetje dood-zijn. ‘s Ochtends 
        wanneer het licht wordt, zijn wij hopelijk goed uitgerust en kunnen wij 
        onze taak op ons nemen. Het leven begint. Geleidelijk worden wij moe en 
        de krachten nemen af; we hebben minder energie om onze taak te vervullen.
        Zo is de dag een soort mini-leven. Maar dan wel onder het opzicht van 
        de scheppende Heer! Elke dag ontvangen wij 
        als leven van Hem gekregen.
        De dag als fundamentele tijdseenheid... en het uur dan?
        Het uur is in de h. Schriften niet een echte tijdseenheid, maar een gegeven 
        moment — een door de Heere-God gegeven 
        moment waarop Hij heilzaam ingrijpt. ‘De ure is gekomen...,’ 
        aldus de Christus Jezus, wanneer hij spreekt over dit goddelijke ingrijpen.
        Ook de dag kan die functie krijgen, denkt u aan het juichende psalmwoord 
        in de Liturgie van onze hoge feesten: ‘Dit is de dag die de Heer 
        gemaakt heeft, laten wij juichen en ons daarover verheugen!’
Let u er eens op, met hoeveel klem de apostelen en evangelisten schrijven 
        over de dag als afgerond deel van onze levenstijd....
        Christus zegt: ‘Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’ 
        De apostel Paulus schrijft: ‘Laat de zon niet onder gaan over uw 
        toorn.’ Conclusie: de dag is de tijdsspanne waarbinnen onze wandaden 
        vergeven en verzoend mogen zijn. Dat kan, krachtens Gods overwinning op 
        de eerste dag: de duisternis werd verslagen en tot een welomschreven deel 
        van die dag op z’n plaats gezet.
        
        Schepping in de bijbelse betekenis is tot troost van allen die in de noodlottigheden 
        van de natuur vastzitten. Maar ook voor hen die zich prima voelen in het 
        hier en nu. Geen mens immers kan zich onttrekken aan chaos, bederf en 
        verval, en al wat zich kant tegen de heelheid en de reinheid van het godgegeven 
        leven.
        Staar u niet blind op uw succes, maar ook niet op uw tegenslag. Zoveel 
        wat ons prettig uitkomt, zoveel is er ook dat ons slecht uitkomt... En 
        het hoort allemaal tot het zichtbare natuurlijke. Het is niet de schepping 
        van de Heere-God. 
        Gods schepping gaat er echt letterlijk dwars doorheen – want scheppen 
        is scheiden. Het verbreekt ook al onze eigen ideeën en bedenksels.
Op de eerste dag, het hele bestaan in een notendop, en dan zoals de Heer 
        het ons laat zien, als omstraald door zijn Licht.
        
        De chaos is niet gewenst, wordt verwezen naar de nacht. Wanneer wij slapen, 
        mogen wij toevertrouwd zijn aan de levende Heer, 
        die zelf de slaap des doods heeft geslapen, bij de doden is geweest die 
        slapen in hun graven.
        Maar bij dag léven wij, niet omdat wij vitale natuurmensen zijn, 
        maar, omdat wij vertrouwen hebben op de levende Heer 
        die zijn beloften uitroept over al wat bestaat. Ons leven heeft toekomst 
        omdat Hij voor ons scheiding gemaakt heeft tussen licht en duisternis, 
        chaos en vaste grond. Van hetzelfde soort vaste grond is de godsstad Jeruzalem; 
        wanneer deze stad ‘sterk’ wordt genoemd, is het omdat de Heer 
        daarvoor garant staat – dat bezingen wij met gez. 95
        
      

 
   
