Preken over teksten uit de klassieke lutherse pericopen
hiernaast kunt u een periode kiezen
De preken op deze website zijn gerangschikt volgens de klassieke lutherse indeling van het kerkelijk jaar. Open de lijst hier rechts, gebruik het kleine schuifbalkje en klik op een tijdvak.
Hieronder volgt een recent gehouden preek
MENSEN VANGEN TEN LEVEN
De verkondiging
op de Vijfde Zondag na Trinitatis
Een waardevolle dichtregel van Joost van den Vondel luidt:
'Wie de Bijbel wil verstaan /
moet in het land der dichters gaan.'
Op deze vijfde zondag na Trinitatis is de vaste evangelielezing een schriftgedeelte
met een grote diepgang en strekking. Dit hoort thuis in het land der dichters.
Het water, de vissen, het vangen van de vissen, de opdracht aan de leerlingen:
ik zal er in het komende kwartier uitleg over geven. Maar, eigenlijk moeten
we als een oosterling van 2000 jaar geleden de dichterlijke kracht van
dit alles ervaren.
Het water als een diepe afgrond; de boot waarin je als het ware het water
de baas bent; de visnetten waar je niet van buiten kunt; de vissen die
in die tijd het volksvoedsel waren – het gaat over het leven zelf met
zijn uitdagingen, zijn successen en teleurstellingen.
Maar er is nog meer, het gaat verder dan je zou denken. Het gaat ook over
Gods goede schepping en over de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen
geeft.
Dit alles is als het ware verpakt in symbolische taal, zinnebeelden die
meestal niet logisch te begrijpen zijn. Zo zijn ook de gelijkenissen,
de parabels waarin Jezus zijn volk onderwijs heeft gegeven. Niet logisch,
wel poëtisch, op z'n minst opmerkelijk, soms ronduit raar.
U zult dit ook bemerken bij het benaderen en overdenken van het evangeliegedeelte
van deze zondag. Wat een verhaal, en wat een gebeurtenis – Dusdanig dat
Petrus uitroept: "Heer, ga bij mij weg, want ik ben een zondig mens."
In 2019 heb ik het "vissers van mensen" uitgelegd met behulp
van de betere kennis van het oude Grieks, betere kennis dan in de vorige
eeuwen.
Jezus zegt letterlijk tegen Petrus:
‘Van nu af zul je iemand zijn
die mensen vangt ten leven!'
Mensen vangen ten leven, daar gaat het om.
Mensen worden vergeleken met vissen, en dat is symbolische taal.
Nu komt meteen al iets van dat rare en onlogische in dit verhaal. Dat
rare, merkwaardige dat toch zo belangrijk voor de prediking is.
Vijf jaar geleden heb ik gezegd, dat vissen het verschrikkelijk vinden
wanneer zij op het land getrokken worden. Het water uit, dat is voor een
vis: terechtkomen in een onveilig bestaan. Het dier hapt en hijgt, kieuwen
kunnen uit de bovenlucht geen zuurstof ophalen.
Hoe kun je dan zeggen: die vis is als een mens die is gevangen ten leven?
Toch wil ik wel degelijk aandacht besteden aan het symbool vis. Waarom
niet, als je weet dat een zeer oud symbool voor Christus zelf een vis
is.
Vele eerste christenen spraken Grieks, en het Griekse woord voor vis is
Ichthus.
In de catacomben te Rome is het Ichthus-teken ingegrift. Daar begroeven
de eerste christenen te Rome hun overledenen. Zij griften in de stenen
wanden een teken: het teken van de vis, Ichthus in het Grieks. Elke letter
van dat woord staat voor een ander woord en samen vormen ze de zin: Jezus
Christus Zoon van God Redder.
Het is daarom, dat ik het verantwoord vind om toch aandacht te besteden
aan de vissen uit het evangelie van deze dag. Daarbij ook aandacht aan
het water waarin zij zwemmen.
In de nabijheid van het water is Jezus opgegroeid. Behalve het verhaal
van hedenochtend is er ook het verhaal van de storm op zee. Merkwaardig,
dat woord ‘zee.'
De evangelisten Mattheus, Marcus, en Lucas gebruiken twee verschillende
woorden om dit water aan te duiden: meer en zee. De zee van Tiberias en
ook: het meer van Gennesareth of - Galilea.
Om u een idee te geven van de omvang van dit water: het oppervlakte is
slechts 10% van ons IJsselmeer. Maar het belangrijkste verschil is de
diepte: ons IJsselmeer heeft een gemiddelde diepte van vierenhalve meter.
Dat is niet veel vergeleken met het meer van Galilea: dat meer is gemiddeld
46 m diep.
Dit kleine meer is door zijn grote diepte riskant om te bevaren: het kan
daar gevaarlijk stormen. Daarbij komt nog dat het gebergte aan de oostkant
maximaal 600 m hoog is, hoger dan het gebergte aan de westkant. Deze bergen
veroorzaken verraderlijke valwinden.
Dit alles lijkt op een aardrijkskundelesje, maar waar het om gaat is de
zinnebeeldige, symbolische betekenis van dit water. Verraderlijk diepe
en onstuimige watermassa's brengen ons in herinnering: het woeste en ledige,
de chaos waarvan het scheppingsverhaal spreekt.
In de vorige preek die ik hier gehouden heb, heb ik gezegd dat die chaos blijft ondanks Gods goede schepping. Schepping is scheiding tussen het water en het droge, maar het water blijft. Het water blijft een bedreiging in de beleving van de oosterling van 2000 jaar geleden.
Nu is het moment daar om te spreken over de vissen, de vele vissen die
krioelen in het diepe water van de zee van Tiberias.
Deze vele vissen staan symbolisch voor de mensen-massa's in deze chaotische
wereld.
Het meer, de zee waarin zij zwemmen, staat symbolisch voor een wereld
in chaos: dat is de anti-schepping. Het is de chaos die telkens weer Gods
goede schepping bedreigt.
Wat die chaos is, hoe u dat kunt zien, dat hoef ik u niet uit te leggen.
Sla maar een krant open, kijk maar naar het nieuws. Maar het zijn mensen
die deze chaos in stand houden. In de boeken van de Bijbel staat dit gelijk
aan het willen blijven in de dood.
Dit is de symboliek van de zee: het is de wereld met zijn gedrag dat mensen
in de dood houdt. De chaos blijft, ondanks Gods goede schepping. Kennelijk
willen de meeste mensen liever in de chaos blijven. Zij zijn als vissen
die zich prima thuis voelen in het water.
De vissen zwemmen in de zee, in het meer, en ze denken dat ze leven.
Natuurlijk, maar meer dan natuurlijk is het niet, want zo is de chaos.
De vissen voelen zich als een vis in het water. Het water omsluit de vissen,
ze denken dat ze er veilig in zijn. Maar dit zie ik als zinnebeeldig voor
de illusies waarin mensen verstrikt zijn.
Illusies, is daar een goed Nederlands woord voor? Misschien waandenkbeelden,
denkbeelden waaraan wij onze zekerheid ontlenen... .
Welke zijn die illusies
Er zijn eigenlijk drie illusies die wij ons voorhouden:
- ons leven is voorspelbaar;
- wij kunnen ons leven zelf beheersen;
- ons overkomt niets.
U denkt misschien nu: nee dat is niet zo.
Maar toch.
Om eens te beginnen met dat derde: ons overkomt niets.
Normaal gesproken voelen mensen zich vanzelfsprekend veilig.
Je kunt in het algemeen stellen: wie geestelijk gezond is gaat er niet
vanuit, dat hem of haar ieder ogenblik een rampzalige gebeurtenis kan
overkomen. Dat is ook goed, want als je gaat stilstaan bij alle risico's,
dan heb je geen leven meer. En: meestal gebeurt er niets.
Maar als er dan een rampzalige gebeurtenis in ons leven plaatsvindt: een
ernstig ongeluk, een overval, een ongeneeslijke ziekte, een scheiding
– dan is dat gevoel van veiligheid snel voorbij.
Rampzalige gebeurtenissen komen altijd onverwacht, je hebt geen controle,
je voelt je machteloos. Je wordt geconfronteerd met de kwetsbaarheid van
het menselijk bestaan.
In één klap worden die drie illusies onderuitgehaald:
nee, dit kon ik niet voorspellen;
nee, dit kan ik niet beheersen;
en ja, dit is toch mij overkomen.
Wij mensen voelen ons pas dan weer veilig, wanneer wij duidelijke signalen
krijgen, dat we in veiligheid zijn.
Wat zou je zelf kunnen doen? Wat doe je om je staande te houden in een
situatie van tegenslag en veel verdriet?
Ja, wat moeten wij dan doen. We zouden wel alles willen doen wat in onze
macht ligt; alles om maar terug te keren naar onze illusie: dat we ons
leven weer in de hand hebben.
Maar is dat nieuw leven, leven uit de dood?
Denkt u eens aan het verhaal van de verloren zoon. Deze jongeman vertrok
met de erfenis van zijn vader en dacht zijn leven in de hand hebben. Wat
kon hem gebeuren. Maar zijn leven verzonk in de chaos, hij eindigde levende
dood.
Wat bracht hem weer tot leven, wat trok hem uit de chaos omhoog?
Wat hem tot leven bracht, was de onvoorwaardelijke liefde van zijn vader.
Toen het welkomstfeest begonnen was en de oudste broer ontevreden was,
sprak de vader tot hem, de oudste zoon:
‘Zoon, wees toch blij, want jouw broer was dood, maar hij is weer levend
geworden!'
De verloren zoon was dood – hij blaakte aanvankelijk van zelfverzekerde
controle over het eigen leven, maar dat was een illusie.
Het waarachtige leven was hij kwijtgeraakt, een leven dat eeuwigheidswaarde
heeft. Een leven in liefde, gerechtigheid en barmhartigheid. Zulk leven
is sterker dan de dood.
Een leven in liefde, gerechtigheid en barmhartigheid is altijd: verbondenheid.
Daarin horen wij het woord ‘verbond;' het verbond dat God met zijn volk
gesloten heeft – eerst met zijn eigen volk, daarna ook met de gelovigen
uit de wereldvolkeren.
Daar hoort bij: broederschap, zusterschap zo u wilt. Want leven zonder
levensverbintenissen, zonder verbond en verbondenheid, uw eigen leven
in de hand houden, leven alsof u onkwetsbaar bent, dat is geen leven,
dat is levende dood zijn.
Wezenlijk in een leven van verbondenheid zijn de liefde, de gerechtigheid
en de barmhartigheid. Die te beoefenen, dat is Gods wil.
De Christus Jezus zegt volgens de evangelisten Mattheus en Markus: ‘Wie
de wil van mijn hemelse Vader doet, die is mijn broeder.'
Her en der uit de Geschriften van Israël en uit die van de Kerk horen
we over het doen van gerechtigheid en het beoefenen van barmhartigheid.
Wilt u er meer over weten, luister opnieuw naar de apostel Petrus, uit
de Epistel van deze zondag.
Daar wordt de Christus Jezus verheerlijkt, en zijn praxis, zijn levensstijl
en omgang met andere mensen.
Diezelfde Petrus krijgt in de vissersboot de opdracht, om de Christus te
verkondigen.
Petrus reactie getuigt niet van zelfvertrouwen.
"Ga bij mij vandaan, Heer, want ik ben een zondig mens."
Bedoelt Petrus: ik ben door en door slecht, ik doe alleen het kwade, als
hij zegt: ‘Ik ben een zondig mens' ?
Om te weten te komen wie of wat een zondig mens is, gaan wij opnieuw luisteren
naar de evangelist Lucas. In zijn tweede boek, de Handelingen der Apostelen,
gaat Paulus in tegen Petrus en zegt hij: "Wij weten, dat wij Joden
zijn, en geen zondaren uit de volkeren."
Hier zijn zondaren geen slechte en in de kern verdorven mensen, maar mensen
die de Thora niet kennen en niet in het verbond met God zijn.
Petrus vindt zichzelf eigenlijk niet veel beter dan een vis die door
het water omsloten wordt. Een vis als symbool van iemand die leeft in
een chaotische volkerenwereld, iemand die moet worden gevangen ten leven.
Hier is de zelfkennis van Petrus: ik ben niet beter dan iemand uit de
volkeren, ik ben niet beter af dan iemand die niet in het verbond met
God leeft.
Deze zelfkennis is de beste instelling voor iemand die in de volkerenwereld
het evangelie gaat verkondigen. Dat je een Jood bent, betekent niet dat
je superieur bent, dat je veel beter bent dan iemand uit de volkeren.
Wat het wel betekent is: aan de Jood Petrus en aan de andere leerlingen
van Jezus wordt de verkondiging van het levende Woord toevertrouwd. Het
levende Woord, of beter gezegd: het levengevende Woord. Het levengevende
Woord is Christus.
Wanneer wij de evangelist Johannes horen zeggen: ‘Het heil is uit de Joden,'
dan is dat niet een uiting van superioriteit. Het wil zeggen dat het levengevende
Woord voortkomt uit, en toevertrouwd is aan Gods verbondsvolk, het Joodse
volk.
Door Jezus en via zijn leeerlingen is dit Woord tot ons, volkerenwereld, gekomen.
Het levengevende Woord trekt ons uit de chaos van deze wereld, als een
vis die uit het water wordt opgetrokken.
De chaos van deze wereld blijft, maar wij zijn daar geen deelgenoot meer
van. Wij leven onder Gods Koningsregering.
Als mensen uit de volkerenwereld zingen wij over dat heil, en doen dat
met Lied 117a
enkele vertalingen van Lukas 5:10
Jezus zegt tot Simon: vrees niet! -
van nu af zul je iemand zijn
die mensen levend vangt!
Naardense Bijbel,
vert. P. Oussoren, herziene editie 2014
Jezus zei tegen Simon:
‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’
Nieuwe Bijbel Vertaling, herz. 2021
ELG Zierikzee, 30 juni 2024