Preken over teksten uit de klassieke lutherse pericopen
hiernaast kunt u een periode kiezen
De preken op deze website zijn gerangschikt volgens de klassieke lutherse
indeling van het kerkelijk jaar. Zie de lijst hier rechts, gebruik het
kleine schuifbalkje en klik op een tijdvak.
Hieronder volgt een recent gehouden preek.
'IK ONTBREEK NIET'
De verkondiging
op Zondag Misericordias Domini
Psalm 23:1
... mij zal niets ontbreken
... mij ontbreekt niets
... ik ontbreek niet
Het was op een zondag vorig jaar, toen ik hier bij u voorging, dat ik
een wat zure opmerking maakte over het gebruik van een bijbeltekst. Die
tekst was psalm 23:1 - ‘de Heer is mijn Herder.'
Er gaat geen week voorbij, zei ik, dat ik in onze krant of in het huis-aan-huisblad
overlijdensadvertenties zie, overlijdensadvertenties met als opschrift:
de Heer is mijn Herder.
Het lijkt wel alsof deze tekst bij veel mensen de enige Bijbeltekst is
die in hun geestelijke bagage aanwezig is.
Ja, ik geef toe, dat is een zure opmerking en niet zo pastoraal. Ik moet
toch erkennen, dat deze tekst vele mensen in hun laatste levensuren troost
heeft geboden. Zeker.
‘De Heer is mijn Herder' … hoe komt het toch dat deze woorden zo vele
mensen – ook bij leven – ontzaglijk aanspreken? De herder, kennelijk roept
dat woord iets beschermends op, iemand die er altijd voor je is, iemand
op wie je steeds vertrouwen kunt.
Wie kan van zichzelf zeggen: o maar zo iemand heb ik niet nodig, ik red
het best alleen wel hoor!
Iemand die dat zegt, komt zichzelf ooit wel tegen. Zelfs psychopaten en
narcisten en al die lieden die zeer met zichzelf ingenomen zijn, lopen
uiteindelijk vast. Dat is de tragiek van zulke levens.
Dan zijn er mensen die in het andere uiterste vast komen te zitten.
Zeven jaar heb ik wekelijks uren aan de telefoon gezeten, bij de telefonische
luisterlijn Sensoor. Een klacht die ik vaak hoorde: waarom moet mij dat
overkomen, waarom ik. Wie helpt mij, ik heb niemand. Wie begrijpt mij,
wie neemt mijn tegenslag serieus… .
Een herder zouden ze willen hebben, iemand vol begrip. Liefst nog iemand
die precies zegt wat zij moeten doen.
Zijn zij het, als ze kerkganger zijn, die zichzelf het liefst zien als
een schaapje van onze lieve Heer?
Ongewild blijven zij hangen in het karakter van het schaap.
Het woord schaap heeft niet voor niets de bijklank: schaapachtig. Schapen:
sullige beesten, schrikachtig en geneigd om allemaal achter elkaar aan
te lopen. Ja, zulke dieren kunnen niet zonder herder… .
Of ben ik nu opnieuw weer niet pastoraal? Kijk ik neer op kerkgangers?
Nog steeds moeite met die tekst: de Heer is mijn Herder?
Toch heb ik niet zómaar mijn ongenoegen uitgesproken. Er is meer aan
de hand.
Op deze Goede Herder zondag spreek ik mijn moeite uit met het functioneren
van het tweede gedeelte van die tekst. Dat tweede gedeelte staat op een
rouwkaart er meestal niet bij, maar, dat doet helemaal mee. ‘Mij zal niets
ontbreken,' dat is dat tweede gedeelte.
Laat me nu eerst opnieuw zo positief mogelijk spreken over dit tekstgebruik.
Je komt ook de vertaling tegen: ‘Mij ontbreekt niets.' Die vertaling is
ook mogelijk. Het is een belijdenis, een dankbetuiging, dank aan de Heere-God
dat Hij de stervende zoveel gegeven heeft. Dat is goed, dat is mooi, dat
is een hele oude uitleg.
Toch blijf ik bij mijn bezwaren. Mij zit dwars:
het misbruik dat van die tekst wordt gemaakt.
Die overbekende vertaling ‘mij zal niets ontbreken,' of ‘mij ontbreekt niets,' kan een vrome dekmantel van egoïsme zijn. Vele kerkmensen verwachten profijt van hun geloof. Zij bidden tot God en ze willen dit en ze willen dat. Hebben ze succes in hun leven, zijn ze gezond, ja..., dan zijn ze dankbaar. Zo is het te begrijpen dat bovenaan hun rouwkaart moet komen te staan: de Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets.
Dan is er ook die oude variant: de vertaling ‘mij zal niets ontbreken.'
In een leven vol tegenslag, of, op een sterfbed van iemand die zegt: ‘er
is zoveel mislukt,' kan dit troost bieden. ‘Mij zal niets ontbreken,'
– ik ga naar de hemel en daar is alles goed.
Ik blijf met respect op een afstand staan... . Kritiek is op zo'n moment
ongepast. En: het is nog maar de vraag hoe mijn sterfbed zal zijn.
Niettemin: ik leef nu, en ik heb verantwoordelijkheid voor een juiste
bijbeluitleg.
Daarom zeg ik u, dat er een andere mogelijkheid is.
In de jaren dat ik als predikant in Bergen op Zoom stond, had ik goed
contact met mijn Hervormde collega: Bert ten Kate. Hij is een gepromoveerd
theoloog. Zijn wetenschappelijk werk is belangrijk.
Ik wil met u delen wat hij heeft gezegd over de vertaling van psalm 23:1
. Hij pleit voor een andere vertaling: ‘De Heer is mijn Herder, ik ontbreek
niet.'
Dus niet: mij ontbreekt niets, maar: ik ontbreek niet.
‘Ik ontbreek niet ...'
Dit heb ik eens verder uitgezocht en ik kom tot twee conclusies:
Die twee vertalingen zijn allebei mogelijk. En: dit is als het ware een
dubbele bodem in deze tekst.
Deze dubbele bodem is voor ons geloof van grote betekenis, en dat ga ik
u uitleggen.
Die overbekende vertaling: ‘Mij zal niets ontbreken' werkt eigenbelang
en heilsegoïsme in de hand.
Maar het kan toch niet goed zijn, dat ons geloof iets voor ons eigen voordeel
is? Dat zijn toch niet de vruchten die God van ons verwacht in ons leven?
Dat vrome egoïsme, dat heilsegoïsme moet gecorrigeerd worden. Die correctie
kan er komen door het besef van die dubbele bodem; die dubbele bodem in
de vertaling van die tekst. Niet alleen: mij ontbreekt niets, maar ook:
ik ontbreek niet.
De meesten van ons hier, hebben het goed. Veel geld zullen de meesten
hier wel niet hebben, maar als u zegt: ‘mij ontbreekt niets' dan denkt
u aan een goede gezondheid en goede familieleden en fijne vriendschappen.
Maar wat doet u daarmee? Met welk doel hebt u dit alles gekregen?
Dan komt die vertaling aan bod: ‘Ik ontbreek niet.'
Mijn gaven, mijn talenten, breng ik bij de Heere-God. In zijn schaapskudde
breng ik wat op voor Hem, voor de Herder. Ik blijf dicht bij Hem.
Breng uzelf nog eens in herinnering: de herder met zijn schaapskudde.
We spreken hier over een oud-oosterse herder.
Iemand die namens de eigenaar van de kudde of misschien voor zichzelf,
de kost moest verdienen. Waar is het die herder om te doen?
Het gaat hem om de wol, om het vlees, de melk.
Samengevat: hij wil opbrengst.
Luister goed naar het Johannes-evangelie, waarin een soortgelijke uitspraak
van Jezus staat: ‘Ik ben de wijnstok.' Aan een wijnstok moeten ranken
groeien en daaraan de druiven: dat zijn de vruchten en daar is het de
wijngaardenier om begonnen.
Een wijnstok moet goed onderhouden worden, moet worden bemest en bewaterd.
Zo ook de schapen: zij moeten goed gras kunnen eten en aan rustig water
kunnen drinken. Ze moeten worden beschermd en geleid.
Dit alles is nodig, anders kan de wijnstok geen vruchten voortbrengen
en heb je aan schapen ook niet veel.
U zult begrijpen dat de woorden vruchten en opbrengst hier betekenen:
hoe leven wij met God zodanig, dat door ons gedrag en levensstijl Hij
geëerd wordt. Ook dat onze naaste werkelijk een broeder of zuster kan
zijn.
‘Brengt vruchten voort, de bekering waardig,' zei Johannes de Doper nadat
hij vele inwoners van Jeruzalem in de Jordaan gedoopt had.
Vruchten voortbrengen, opbrengst, ze kunnen er alleen maar zijn als –
en wanneer ‘wij niet ontbreken.' Dat wil zeggen, als wij dicht bij de
wijngaardenier zijn, dicht bij de Herder blijven. Zo zijn wij een kudde
die achter de Goede Herder aan gaat.
Ik ontbreek niet; wij ontbreken niet aan de kudde van de Goede Herder.
'Ik ontbreek niet' - die vetaling wordt ondersteund door het slot van
Psalm 23: 'Ik zal in het huis van de Heer verblijven tot in lengte van
dagen.'
Dat huis is de tempel van het oude Jeruzalem, daarin komt het volk van
God samen.
Nu is dat huis ook de Kerk: laten wij daaraan niet ontbreken! Als Kerk
kunnen wij dicht bij de Heer zijn.
In het Israël van de Bijbel, tweeënhalf duizend jaar geleden, werd de
Heere-God beleden en geprezen als de Goede Herder van zijn volk. Maar
volgens Johannes, in zijn evangelie-boek, is Jezus de Goede Herder. Geleidelijk
heeft de vroegchristelijke kerk de hoogheidstitels van Israëls God overgedragen
op Jezus. Maar wat er onlosmakelijk bij hoort, dat was iets dat ongekend
was. Een heel nieuw symbool, om de prediking van de verlossing kracht
bij te zetten:
Christus de Goede Herder, zet zijn leven in voor zijn schapen. Een nieuw
beeld, een nieuw symbool komt: Christus wordt ons nu ook voorgesteld als
het offerlam.
Het Lam, geslacht, wiens bloed reinigt van de zonden. Het Joodse paasfeest
ligt achter dit symbool.
Is dat niet verrassend bijzonder: de Goede Herder zet zijn leven in voor
de schapen, zet zijn leven op het spel. Zijn opoffering hebben de eerste
christenen verbonden met het Joodse offerlam, geslacht en gegeten op het
Paasfeest, ter gedachtenis van de bevrijding uit Egypte.
Hier wordt ons geopenbaard dat de Goede Herder geen leven van succes heeft
geleid. Hij heeft zijn leven gegeven voor de zijnen, en daar mogen wij
ook bij horen. Niet alleen de Joden, zijn volksgenoten, maar ook wij,
uit de wereldvolkeren. Wij mogen bij hem horen, ‘ik ontbreek niet.'
Bij die Herder horen. En daarom de oproep, de prediking: blijf bij de
Christus Jezus, want hij is ook bij ons, hij blijft bij ons. Wij mogen
niet ontbreken, hij ontbreekt ook ons niet!
De vruchten die ik dan voortbreng, zijn geen daden van succes, van meer
en meer bezit, of van grote macht. Het is samen met Christus het lijden
op ons nemen, je eigen falen erkennen, zwakheid, zonde en schuld. Ik zal
dan niet neerkijken op mensen die onder de tragiek van hun leven gebukt
gaan. Mensen die de Goede Herder niet kennen maar vast lopen in tragische
zinloosheid.
Een voorbeeld: vele argeloze jongeren luisteren naar influencers. Influencers,
snelle jongens en gehaaide meiden die op de sociale media hun succes aanprijzen.
‘Doe als ik, beleg in cryptomunten, ik ben er rijk mee geworden, kijk
eens naar dit plaatje, dit is mijn exclusieve sportwagen. Ook jij kunt
rijk worden, ik ga je helpen tegen een kleine vergoeding… .'
Dit zijn de valse herders door wie kwetsbare mensen op een dwaalspoor
worden gebracht en daarna in het ongeluk gestort.
Een kerkganger die een paaspreek verwacht zou mij kunnen vragen: ‘Hé,
waar blijft Pasen, waarom hoor ik niets over de opstanding?'
Toch is dit paasprediking, nu.
De vier evangelisten hebben hun evangeliën geschreven op basis van hun
Paasgeloof. De Goede Herder kon zijn leven geven omdat hij de levende
Heer is. Jezus heeft, hoe diep ook hij in angst en doodsnood verzonk,
altijd een beroep gedaan op zijn hemelse Vader. Nooit heeft hij getwijfeld
aan de hoop op de verrijzenis,
En dan verder: de Herder heeft geleden en hij is gestorven ten behoeve
van zijn schapen. Als een lam dat geslacht wordt, een offerlam.
Maar de symboliek, de beeldtaal van de eerste christenen ging verder.
Meer symboliek, een haast nog sterker beeld.
Opnieuw spreekt Johannes, nu in zijn Apocalyps, de Openbaring aan Johannes,
het laatste bijbelboek.
In zijn visioenen, in zijn openbaringen ziet hij het Lam Gods. Wonderlijke
visioenen die het lam anders voorstellen dan de eerste christenen aanvankelijk
gewend waren.
Het Lam staat bij Gods troon en het heeft het uiterlijk van een geslacht
lam. Ja, dat wisten we nog: het offerlam.

5,6 het lam staat als geslacht
6,16 de toorn van het lam
7,14 het lam weidt
14,4 het lam volgen
17,14 het lam overwint
En dan: de 144.000, Gods elite-regiment, volgen het Lam overal waar het heengaat.
Dat volgen, dat is herderlijk. Het is te verdedigen dat je het Lam moet zien als een sterk, mannelijk schaap: de ram die moedig voorop gaat, de belhamel die de andere schapen leidt. Bent u, ben ik daarbij?
‘Ik ontbreek niet,' uit de kudde die de belhamel volgt. Kunnen wij dat zeggen?
Deze ram is sterk in de strijd: een ander visioen gaat over het beest uit de afgrond, samen met tien koningen. Maar het Lam zal hen overwinnen. Johannes jubelt: het Lam zal hen overwinnen want Hij is de Heer der heren en de koning der koningen.
Dat boek Apocalyps, de Openbaring aan Johannes, is eigenlijk ontoegankelijk
door alle symboliek, het ene beeld bizar, het andere schokkend en zo meer.
Maar: de hoofdlijn, de eigenlijke boodschap, die moeten we vasthouden.
Het Lam Gods is overwinnaar, dat is de Paasprediking vandaag. Het Lam
dat staat, het is opgestaan, maar het verschijnt ons als geslacht. Het
blijft het offerlam, ook nu hij de belhamel is. Want die moedige ram gaat
voor uit en vangt de eerste klappen op. Ja hij riskeert zijn eigen dood,
ja, hij is door de dood heengegaan.
Het Lam is Christus Overwinnaar die ons voorgaat op een weg naar de toekomende
wereld, de wereldeeuw die komt. Zo draagt hij de zonden der wereld, en
dat is niet om ons van verantwoordelijkheid te ontheffen. Nee, ‘wij ontbreken
niet,' ook wij moeten met hem zwaar tillen aan het leed, het kwaad, de
zonden van deze wereld.
Maar dat kunnen wij, want wij delen in de overwinning van het Lam.
Straks, na het belijden van het geloof der Kerk, bezingen wij als de strijdende Kerk samen met de triomferende Kerk deze Paas-overwinning.
ELG Zierikzee, 4 mei 2025