Preken over teksten uit de klassieke lutherse pericopen


hiernaast kunt u een periode kiezen

De preken op deze website zijn gerangschikt volgens de klassieke lutherse indeling van het kerkelijk jaar. Open de lijst hier rechts, gebruik het kleine schuifbalkje en klik op een tijdvak.

Hieronder volgt een recent gehouden preek

WAT IS EEUWIG LEVEN ?

De verkondiging
op de Dertiende Zondag na Trinitatis

... leermeester, wat doende zal ik eeuwig leven beërven?

Lukas 10:25b (Naardense Bijbel, 2014)

Het zou me niet verwonderen, dat er vandaag trouwe kerkgangers hier zijn, die denken: moeten we nu weer luisteren naar dat evangelie van de barmhartige Samaritaan?
Je kunt die weerkerende keuze van deze evangelielezing verdedigen door te zeggen: ja, dit is zo'n belangrijke levensles, die moet tenminste één keer per jaar gehoord worden. Eeuwen geleden heeft de Kerk hiervoor gekozen.
Maar er moet ook over gepreekt worden. Een preek over deze evangelielezing hoeft niet ieder jaar hetzelfde te zijn. Ik heb vandaag een andere aanpak, waardoor, naar ik hoop, de strekking nog duidelijker wordt.

Wat vraagt de wetsleraar aan Jezus? 'Leermeester, wat doende zal ik eeuwig leven beërven?' 1)
Die vraag krijgt, denk ik, weinig aandacht in preken over deze evangelielezing. Maar het is een hele belangrijke vraag, een vraag die misschien ook van u en van mij is.

Het zit heel diep, heel diep, in ons om te willen leven. Zelfs mensen die serieus van plan zijn de hand aan zichzelf te slaan, hebben nog steeds te maken met die wil tot zelfbehoud.
De wil tot zelfbehoud bewerkstelligt, dat de meeste mensen willen blijven leven en dan ook láng willen blijven leven. Ja, en dan komen we als vanzelf bij de vraag naar het eeuwige leven, de vraag van de wetsleraar.
Het eeuwige leven! Wie zijn er onder u, die daarover hebben gehoord op de zondagsschool, op de catechisatie, in preken van ouderwets strenge dominees... ?
Het eeuwige leven! Dat zou in de hemel zijn, verheven boven onze tijd, er zouden geen dagen geen uren geen jaren meer zijn. Het zou almaar doorgaan, al maar doorgaan.

Hoe hebt u die uitleg ervaren? Wat mij betreft, als jongen nam ik het maar voor kennisgeving aan.
Later, toen ik wat filosofischer kon denken, redeneerde ik: wij mensen kunnen niet bestaan zonder tijd en ruimte, kunnen niet denken buiten tijd en ruimte om. De eeuwigheid is dus niet te kennen en niet te ervaren, de eeuwigheid is boven-tijdelijk.

Weer later wilde ik er niet te veel meer over nadenken. En ik dacht: die eeuwigheid is een geheimenis dat pas na mijn dood onthuld zal worden.
Maar nu is mijn overtuiging weer anders en dat komt door zorgvuldiger bijbel lezen.
Zorgvuldig bijbel lezen is zogezegd mijn vak; met het oog daarop heb ik jaren lang de oude talen van de Bijbel moeten leren.

Zorgvuldig lezen. Eerst onderzoeken: wat wil die wetsleraar eigenlijk met zijn vraag. Wat bedoelt hij met ‘eeuwig leven?' Een boven-tijdelijk leven in de hemel?

Deze man was een wetsleraar, dat wil zeggen deskundig in de Torah, de vijf boeken van Mozes. Daar kwamen dan bij de boeken van de Profeten en andere oude joodse geschriften.
Het ligt niet voor de hand dat hij zich bezighield met allerhande sektarische en buitenissige geschriften die al in Jezus' tijd in omloop kwamen.
Zo is het mogelijk, te achterhalen wat de wetsleraar bedoelt met ‘het eeuwige leven.'
Het eeuwige leven begint in deze tijd. Het eeuwige leven is niet boven-tijdelijk.

Het contact tussen Jezus en de wetsleraar is niet bits concurrerend. Dit ondanks die uitdagende vraag van de wetsleraar en het afdoende antwoord van Jezus.
Zij houden zich allebei aan de oudste, meest gezaghebbende geschriften, de Torah van Mozes, de Profeten en de Psalmen die wij nog steeds ook kennen.
Volgens die boeken behoort het eeuwige leven tot het hier en nu.
Het is dus aards, want ook dat is het leven in het hier en nu.

Nu ik dit zeg ervaar ik enige schaamte over godsdienstlessen die ik heb gegeven als jonge student.
Ik gaf lessen op een middelbare school, een reformatorische school. In het lesboek Bijbelkennis was de volgende vraag opgenomen: hoe denken de Joden over het Koninkrijk Gods en hoe denken de christenen over het Koninkrijk Gods?
Het antwoord dat ik moest verdedigen, was: de Joden verwachten een aards Koninkrijk maar de christenen verwachten een hemels koninkrijk.

Ik zie nu in, dat dit een valse tegenstelling is. Gods koningschap en het eeuwige leven mogen niet tot de hemel beperkt worden. Zij horen thuis bij het hier en nu, bij deze aarde, in dit leven. Dit leven mag eeuwigheidswaarde krijgen, eeuwig leven zijn, en zo is dit leven een geschenk van God.
In dit leven mag en moet de liefde tot God en de naaste opbloeien, gestalte krijgen.

Richten wij onze aandacht nog eens op die wetsleraar.
De wetsleraar kent de geschriften die in zijn tijd al veel gezag hadden. Hij is vertrouwd met Psalmen, Psalmen die zingen over het eeuwige leven.
‘God geleidt ons voor eeuwig!'
En een andere lofzang over Gods eeuwige trouw:
‘Maar de Heer is trouw aan wie hem eerbiedigen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen van wie zich houdt aan zijn verbond en volgens zijn geboden leeft.'
Wat is daarin belangrijk? Dat is het verbond, de band, de relatie die God met zijn volk gelegd heeft.

De wetsleraar weet dat. Hij weet, dat hij moet leven volgens Gods geboden. Maar wat vraagt hij ?
‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven ?'
Hij gaat er stilzwijgend van uit dat wat hij zou moeten doen een voorwaarde is om het eeuwige leven te beërven.
Een voorwaarde? Met dat idee en die gedachtegang weigert Jezus mee te gaan. Let er op dat Jezus in zijn antwoorden niet spreekt over eerst goede daden en dan het eeuwige leven.
'Doet dit en u zult leven' zegt hij heel eenvoudig. Wat kunnen wij daar horen?
Dit namelijk, dat Jezus het doen, de levenspraktijk, dicht bij dat eeuwige leven houdt.
Niet als voorwaarde en beloning. Daarentegen hoort het allemaal bij elkaar, in het hier en nu.
Het eeuwige leven, dat is zelf het houden van de geboden. Ja toch, het staat vaak genoeg geschreven: ‘Doet dit, en gij zult leven.'

Als wij nou toch allemaal, ja alle mensen waar ook ter wereld, zich hielden aan Gods woord en zijn voorschriften en opdrachten, dan was hier het eeuwige leven volmaakt, het paradijs op aarde.
Het houden van de geboden is geen voorwaarde, het is het eeuwige leven zelf. Hoor Psalm 19:12 'In het houden van die is grote loon.'

Hoor ook psalm 133 : ‘Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook te samen wonen. Want daar gebiedt de Heer zijn zegen, leven tot in eeuwigheid.'

Eeuwig leven... . Het is zuivere relatie: de band met – het verbond met de Heer, en dan ook de band met de naaste.
Deze banden, deze verbondenheid, stoppen niet bij de dood. Zij duren voort, tot over de grens van de dood heen. De liefde is sterker dan de dood.

Band en verbondenheid... En met wie dan?
Jezus shockeert de wetsleraar door een Samaritaan ten tonele te voeren. Hij geeft een voorbeeld van wat eeuwig leven is: een verbondenheid tussen die man die neergeslagen en beroofd was en een Samaritaan! Met een Samaritaan nog wel, een ketter, iemand met wie de wetsleraar niet graag samen gezien wil worden.
Juist deze gebeurtenis doorbreekt de grens: de grens tussen het Israël van de Bijbel en de wereldvolkeren.
Zo wordt de belofte van het eeuwige leven in zijn reikwijdte ook naar de volkeren uitgebreid.

Eeuwig leven! Ook voor ons, want, wat zou het geweldig zijn als wij, als wereldvolk, als broeders en zusters te samen leefden. Maar hoe komen wij ertoe om zo te leven? Wij, die uit het heidendom voortgekomen zijn... .

Hier heeft de Kerk een rol gespeeld die nauwelijks naar waarde te schatten is.
Het is de kerk waarin en waardoor de Christus is gepredikt.
Het zijn de Evangeliën in de Bijbel, vooral het Evangelie en de Brieven van Johannes, waar het eeuwige leven en Jezus Christus een eenheid zijn.
We vieren het in het Heilig Avondmaal.
In het Johannes-evangelie zegt Jezus: ‘Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en ik zal hem doen opstaan op de jongste dag.' 2)

Jezus en zijn tijdgenoten zagen uit naar de jongste dag: dat is die dag waarop de wereld van nu met al zijn illusie, wreedheid en bedrog aan zijn eind komt.
Maar, en dat is het bijzondere van Jezus prediking:
het eeuwige leven is er al, in het hier en nu. In het Johannes-evangelie horen we, dat het eeuwige leven en het lichaam van Christus een eenheid is.

U hebt al gehoord dat het eeuwige leven bestaat in relatie, in een verbond, verbond tussen God en ons, tussen u en mij, tussen ons en de naasten.
Nu horen wij uit het Johannes-evangelie dat het hoe en het wat van dit verbond met ons, van deze band met de naaste, te zien is aan de persoon van Christus.
‘Wie mij eet, zal leven door mij.' 3)
Wat een nauwe betrokkenheid op Christus is dat: hem eten! Dus ook een lichamelijke eenheid, en dat ziet vooral op onze daden, ons lijfelijk gedrag, en dan niet in het minst op onze eenheid met de naaste...!

‘Wie mij eet, zal leven door mij.' Het is een letterlijke tekst uit datzelfde Evangelie. Een Avondmaalstekst, zeker, maar het ziet ook op het eeuwige leven dat hierin besloten ligt.

Kent u dat leven, dan bent u een ander mens, dan leeft u anders, dan hebt u al deel aan de wereldeeuw die komt. De wereldeeuw die komt maar nog niet ten volle is geopenbaard; nog niet ten volle geopenbaard, maar al wel in Christus werkelijkheid is geworden: het eeuwige leven dat in hem is en dat hij geleefd heeft.

Het eeuwige leven is in het hier en nu samen met Christus, het gaat door tot op de jongste dag en het gaat verder, over de dood heen.
Daarom dat de Apocalyps, de Openbaring aan Johannes, een hoogheidstitel toekent aan Christus: de alfa en de omega, het begin en het einde. Christus ons eeuwig leven, wij bezingen hem met Lied 981

1) Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? (NBG 1952)
2) Johannes 6 : 54
3) Johannes 6 : 57

ELG Zierikzee, 28 juli 2024

Waarom vaste lezingen?

Een vaak gehoorde kritiek: wanneer elke zondag haar vaste schriftlezingen heeft, zullen trouwe kerkgangers nooit prediking uit de volledige bijbel horen

Toch is de keuze van de klassieke liturgisten zo goed, dat alle aspecten van het evangelie aan de orde komen. Bovendien zijn er regelmatig verwijzingen naar de Hebreeuwse bijbel. Zo komt de volheid van de gewijde Geschriften tot zijn recht.