VERTROUWEN

In Memoriam Cornelia Helena Baan-Stolk

* Hendrik-Ido-Ambacht, 12 april 1924     † Dordrecht, 2 februari 2012

Precies een week geleden is mijn moeder gestorven. Om 10:10 u. zag ik haar maar wist nog niet dat ze overleden was. Wat doe je dan? Je roept, maar krijgt geen antwoord. Je pakt haar vast, haar lichaam is koud.
Dan ben je heel klein, een klein kind dat roept, maar moeder is er niet.
Nu wij mijn moeder gaan begraven, sta ik in deze Dienst van Woord en Gebed eigenlijk enkel als zoon.

Mijn ouders hebben pas na hun huwelijkssluiting Openbare Geloofsbelijdenis afgelegd in de Nederlandse Hervormde Kerk. Het duurde nog een paar jaar voordat ik geboren werd.
Gelovig voedden zij mij op. Maar zonder op mij in te praten en mij een leer over te dragen.
Het was geloofsopvoeding, maar meer indirect door hun voorbeeld. En: zij zetten mij aan het werk, door een kinderbijbel mij in handen te geven, mij te laten meedoen aan doordeweekse bijeenkomsten van de kerk, mij er bij te betrekken wanneer de predikant op bezoek kwam.
Vader en moeder waren actief in het kerkelijke werk, vader als ouderling, moeder als ziekenbezoekster. Zij heeft me af en toe meegenomen op zulke bezoeken. Goed, laat dat voornamelijk praktisch zijn: ze had niet altijd een oppas thuis, toen ik nog een jaar of vijf, zes was. Ik weet hoeveel het mij deed als klein kind, toen ik naast mijn moeder zat bij een zieke en bemerkte hoe rustig en luistervaardig zij kon zijn.
Ik zag als vanzelf de waarde van zulk bezoekwerk.
Bezoekwerk, want het was kerkenwerk. Mijn moeder deed haar best om rustig te zijn en geduldig te luisteren. Heel goed van iemand als zij, die thuis helemaal niet rustig was. Sommigen van u hebben het wel eens meegemaakt, dat die lieve oude dame ineens opstoof en woorden sprak die fel en heftig waren.
Van mijn moeder was ik het al heel lang gewend.
Als gymnasiumleerling ben ik een tijd met astrologie bezig geweest en dan zei ik tegen mijn moeder: u bent een echte ram. U steekt uw horens naar voren en gaat er recht tegen in.
In de dierenriem is de ram ook een vuurteken. En vurig kon mijn moeder zijn, en dat gelukkig meestal ten goede.

Tot de tijd dat mijn vader ging dementeren, leefden mijn moeder en hij in een goede balans. Deze twee totaal verschillende persoonlijkheden zetten een gedisciplineerde huishouding op waarbinnen ik spelenderwijs leerde wat vertrouwen is.

Bezorgdheid kan een geduchte concurrent van het vertrouwen zijn. Mijn moeder kende ook momenten van grote bezorgdheid, vooral als het ging om mijn gezondheid. Maar ja, ik was haar enig kind!
Anderszins, dat spelenderwijs leren wat vertrouwen is, het ging letterlijk op de manier van spelen.
Eén voorbeeld: wij jongetjes in de straat waren allen verzot op de tv-serie Ivanhoe en we hadden allemaal een houten zwaard, door onze vaders in elkaar gezet.
Met die zwaarden gingen wij elkaar te lijf, en dat niet bepaald zachtzinnig. Het mocht, zolang je elkaar maar niet een oog uitstak of de kleren kapot maakte. Voor overige kwetsuren waren we zelf verantwoordelijk.
Op die manier kreeg je het vertrouwen van je moeder.
Het is het belangrijkste in de opvoeding: vertrouwen geven en vertrouwen ontvangen. Het moet samengaan, en zo is vertrouwen de kern van de liefde.

Mijn moeder heeft best wel moeite gehad met mijn eigenwijsheid en met de risico's die ik, volgens haar, in het leven genomen heb.
Het grootste risico – dat was volgens haar dat een roomse vrouw en ik gingen trouwen. De bezwaren die ze had waren enkel door emotie gedreven.
Maar wat bleef was de basis van vertrouwen. Op mijn moeder kon ik altijd terugvallen, die band zou blijven.
Wij konden dus praten, best wel heftig, maar dan ook volstrekt eerlijk.
Zij heeft haar bezorgdheid kunnen loslaten, en loslaten is ook iets dat een moeder moet kunnen doen wanneer haar kind groot geworden is.
Hier is ook die aardige maar ook o zo serieuze woordspeling te noemen:
Toen mijn kinderen jong waren, sprak ik met hen over God. Nu ze opgroeien, spreek ik met God over hen.
Mijn moeder heeft dat toegepast. Toen ik een opgeschoten jongen was, heeft ze nooit aandrang op mij uitgeoefend om mee naar de kerk te gaan.
Zij vertrouwde er op dat het allemaal goed zou komen.

Vertrouwen! Mijn moeder kon het mij geven; ze heeft het zelf kunnen ontvangen.
Waar kwam dat vertrouwen vandaan?
De oorsprong ligt in God.
Vertrouwen is niet een zaak waarvoor je een groot verstand en veel woorden nodig hebt.
Nu hád mijn moeder een heel goed verstand en zij volgde aandachtig tot in de laatste week van haar leven het binnenlandse en buitenlandse nieuws.
Maar het verstand ging niet voorop wanneer zij sprak over haar vertrouwen, haar geloof.
Voor velen op dit eiland is geloof een aantal meningen die zonder te twijfelen aanvaard moeten worden. En daar vertrouwen ze dan op.
Mijn moeder had zulke meningen niet. En vertrouwen? Dat deed zij op God, en dat was haar genoeg.
Zij was vurig van geest en verspilde die energie niet aan redeneren en meningen verdedigen.
Zij ging iets doen voor de kerk. Een hele zaterdagmiddag met haar zwakke lichaam in de Trinitatiskapel toeristen en winkelend publiek ontvangen. De manier waarop ze het voor elkaar kreeg, giften van deze mensen te ontvangen... Het is ongelooflijk.
Ook hier spreekt vertrouwen uit. Vertrouwen dat het zin heeft, dat mensen er wat aan hebben, aan het verhaal dat zij deed, aan het enthousiasme dat ze uitstraalde.
Het is vertrouwen – dat speelt zich hoofdzakelijk af op het niveau van de emotie, het gevoel, het hart, het beleven. Dat is een basisgegeven van waaruit je actief kunt zijn en de praxis van dat vertrouwen ter hand kan nemen.
Daar hebben wij een wezenskenmerk van het christelijk geloof. Het vertrouwen heeft zijn bron in God.
Vertrouwen op de liefde van God en die van de naaste. Ja ook dat laatste, dat er anderen in je leven zijn waarop je steunen mag.

Denk niet dat dit vertrouwen altijd in al zijn kracht en uitstraling bij mijn moeder aanwezig was.
Het ontbrak wel eens, vanwege teleurstelling in mensen. Bewust heb ik in de psalmgebeden een vers uit Psalm 118 opgenomen: ‘Het is beter bij de Heer te schuilen dan op mensen te vertrouwen.'
Hoort u, dat dit te maken heeft met houding, met gedrag, met levenspraktijk, met het gewone leven?

Moeder Baan wist dat haar leven spoedig voorbij zou zijn.
Het leven en het sterven hoorden voor haar bij elkaar. In één en hetzelfde gesprek kon zij zeggen:
"Ik leef niet lang meer, en het is goed zo," én kon zij een vakantieplan maken: ze had een bootreis van de Zonnebloem voor gehandicapten in gedachten.
Drie dagen voor haar overlijden was ze heel blij met nieuwe zomerschoenen, toegestuurd door een postorderbedrijf.
Dit is meer dan een kleinigheidje.
Het zegt alles over haar hoop en vertrouwen om het mee te maken, die schoenen te dragen wanneer het mooi weer zou zijn. Er op lopen, nee waarschijnlijk niet, maar dan kon ze ze aan in de rolstoel, en van het mooie weer genieten.
Ik had het haar zo graag gegund, dat ze dat kon mee maken... Het heeft niet kunnen zijn.
Om deze weemoed, deze emotie te kanaliseren kwam er in mijn gedachten ineens een luthers zondagslied: ‘Eens komt de grote zomer, waarin zich ‘t hart verblijdt...'
De dichter Johann Walter heeft dit geschreven in een tijd waarin het erg koud was. Gelukkig heeft mijn moeder het nu niet meer koud. Zij heeft kunnen hopen en vertrouwen op een mooi voorjaar en zomer.

Vertrouwen, dat was haar basis-instelling, vandaar uit kon zij liefhebben, zorgen, ijverig zijn, genieten.
Zij heeft het nooit als eigen verdienste gezien.
Alleen aan God de eer!
Mensen hebben haar soms teleurgesteld – maar, als nu God zélf eens mens zou zijn geworden...?
Ja – dat was Christus voor mijn moeder.
Daarom voelde zij zich thuis onder de prediking in de lutherse kerk, waar Christus in het middelpunt staat.
Om die reden heeft zij gekozen voor een luthers zondagslied dat Christus verheerlijkt, en dat zingen wij nu: gezang 407


moeder Baan

klik op de foto
om te vergroten