SAMEN MET DE HERDERS VERKONDIGEN
De verkondiging
op het Hoogfeest van Christus' geboorte
Lukas 2 : 8-20
Het laatste catechese-gesprek, dat ik afgelopen week met onze confirmandus
heb gevoerd, heeft me de impuls en de inspiratie verschaft om in deze
preek wat meer aandacht aan de herders te geven.
Ik doe dat met het oog op u, gemeenteleden. In het catechese-gesprek ging
het over het functioneren van een bijbelgedeelte: zo, dat wij daarin als
het ware ook voorkomen. Toegepast op het geboorte-evangelie: dat wij met
de herders meegaan... Vooral meegaan toen zij naar het pasgeboren Christuskind
toegingen en ook toen zij daar weer vandaan gingen.
De herders en u en ik hebben de geboorteboodschap gehoord: ‘U is heden
de Heiland geboren, namelijk Christus, de Heer!'
Maar dan daarna – blijft u dan ook saamhorig met de herders? Saamhorig
juist in het horen: horen naar de volgende woorden van de engelen:
‘... en dit is voor u het teken ...'
Tekens zijn voor ons belangrijk, tekens die we elkaar geven als blijk
van onze zorg voor elkaar, onze liefde en onze trouw. Denk aan trouwringen
die op het stadhuis wordt uitgewisseld. Ringen als een uiterlijk teken
van wat er tussen twee getrouwden is. Aan het uiterlijk teken kun je zien
en ervaren dat het er wérkelijk is.
De tijd vlak voor de huwelijkssluiting en de eigenlijke viering ervan
is er een van uitgelatenheid en enthousiasme. Daarna komen er stille dagen
waarop gewoon gewerkt moet worden. Het teken dat een ring is, dat teken
van getrouwd zijn, helpt om die dagen door te komen.
De kerstnacht is ook een tijd als een huwelijksviering en huwelijksnacht.
Uitgelaten vreugde, buitengewone emotie. Maar de engel van de Heer die
staat bij de herders, wéét wel dat deze nacht voorbijgaat.
Wat geeft hij de herders mee? Een teken !
Dit is voor jullie het teken: een pasgeboren kind, met doeken ingezwachteld,
liggend in een voerbak.
Wat is me dát voor een teken? Laten we wel wezen, vragen we ons eens in
alle nuchterheid af: staat dit teken in verhouding met de overweldigende,
stralende heerlijkheid van de kerstnacht?
Klaarblijkelijk moet het zo en niet anders. De herders krijgen niets meer
dan een pasgeboren kind.
‘U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Heer!
En dit is voor jullie het teken: een pasgeboren kind...'
De herders waren de eerste tot wie de woorden werden gezegd, niet direct
volk waarvan je zou verwachten dat zij als eerste het goede nieuws zouden
horen. Niet in tel, altijd zwervend met hun kudde buiten de veilige muren
van de stad. Maar één ding konden ze wel: zorgen voor hun kudde, opkomen
voor het dier dat bedreigd wordt, verbinden en helen wat gewond is. Herders
hebben een feilloos gevoel voor wat er aan de hand is met hun dieren.
Ze zijn gewend om attent te zijn, te luisteren, te kijken. Daarom zijn
zij mensen die open genoeg zijn om gehoor te geven aan de roep van de
engel. Hun hart werd geraakt en ze gingen op zoek, totdat ze de Heiland
vonden in het kind in de kribbe.
Dat was dus het kind, waarvan de engel had gesproken en waarover de hemelse
legerscharen hadden gezongen! Dat moest dan de Heiland der wereld zijn!
Het kan wel niet anders, of de scherpe tegenstelling tussen dit eenvoudige
toneel en de wonderbare openbaring in het veld moet de herders hebben
getroffen, en het treft ons vandaag nog. Zij hadden stellig wat anders
verwacht dan wat zij hier zagen. Iets indrukwekkends, iets bijzonders,
iets dat meer hoorde bij de sfeer van wat zij ‘s nachts beleefd hadden.
Waren ze niet teleurgesteld?
Zij hadden een teken gekregen... .
Het teken bestaat uit twee dingen: eerst de kribbe, die zagen zij al van
een afstand. De voederbak, die kennen ze, dat hoort bij hun werk. Misschien
hebben ze gedacht: is dit het nu?
Maar daarna zien ze het eigenlijke teken: een pasgeboren kind. Ja, dit
moet het zijn!
De herders wisten hoe belangrijk nieuw leven was.
Een kind dat geboren wordt, is een aanwinst voor de gemeenschap. Een kind
schept toekomst, schept hoop. Ondanks, nee juist dankzij zijn kwetsbaarheid,
zijn hulpeloosheid roept het kind het beste in een mens naar boven. Een
kind stelt al zijn vertrouwen in andere, in ‘grote mensen.' Door een kind
worden wij verantwoordelijk gemaakt, worden we uitgedaagd om het leven
mooi en heel te maken.
Maar hoe klein is het teken: een voederbak, een pasgeboren kind... Hoe
is het mogelijk dat u en ik daardoor worden aangesproken en door dat verhaal
in het geloof gesterkt worden
Over het verkondigen door de herders zegt het Evangelieverhaal eerst:
‘En toen zij het zagen, maakten zij alom bekend het woord dat over dit
kind tot hen gezegd was.' Zij verkondigen niet eerst wat zij gezien hebben,
maar wat zij gehoord hebben. Zouden we hieruit niet mogen opmaken, dat
de indruk van het kind niet zo geweldig was, maar wat zij over hem gehoord
hebben wel? En daar raken ze niet over uitgepraat! Dat kind in de kribbe
is meer bijzonder dan al die engelenverschijningen bij elkaar!
Dat kind in de kribbe, dat zich uiterlijk in niets onderscheidt van welk
ander kind ook, dat is Gods grote daad jegens de wereld, zijn geschenk
aan de wereld.
Het ontving de hoogheidstitel Christus – en mét zijn eigen naam, werd
hij de Christus Jezus genoemd.
De herders zijn naamloos gebleven – en dat is niet erg. Het was toch al
heel bijzonder dat zij de eerste evangelisten zijn geworden.
De eerste evangelisten? Jazeker, want dát werden de herders op het veld!
Zij gingen verkondigen!
Hier komt ook u in beeld, zeker in de komende periode.
Een lutherse gemeente zoals u is mondig genoeg om een periode zonder vaste
predikant door te komen.
Immers, de verkondiging is uw gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Mondig – het woord hoeft niet letterlijk te worden genomen, alsof u allemaal
uw mond zou moeten gebruiken. Mondig wil ook zeggen: geestelijk volwassen,
zelfstandig in het geestelijk leven.
Let nog eens op die herders: mensen die het van zichzelf niet hadden kúnnen
voorstellen, dat zij de geboorte van de Heiland zouden verkondigen.
Zij gingen onder de dorpelingen en overal bekend maken ‘het woord dat
van dit kind tot hen gezegd was.' Het deed hun wat, het had hen in beweging
gebracht. Zo is het ook bij u...!
Laat u niet afschrikken door dat mondelinge, en denken dat het woord bij
u sprekersgave vereist.
Die herders waren lang allemaal geen gemakkelijke sprekers. Wat zou aan
hen te zien zijn geweest, dat zij aangesproken waren door ‘het woord dat
van dit kind tot hen gezegd was' ?
Deze mensen moeten hebben gestraald van vreugde, in alle staten zijn geweest.
Gestraald hebben van vreugde omdat zij zijn omstraald door het hemelse
licht; het licht dat geschenen heeft bij de Christus- geboorte.
Vreugde – daar mag het mee beginnen! Ook in uw en mijn leven. Er hoeven
op het Hoogfeest van Christus' geboorte geen vragen en problemen op ons
te drukken... Nu maar even niet, graag! Ook de herders dachten voor deze
keer niet aan hun kudde en zij gingen rondvertellen wat zij hadden gehoord.
Wat denkt u, wat voor gezicht zouden zij daarbij gertrokken hebben? Het
ging vanzelf natuurlijk, zij hoefden om zich heen geen kerstsfeer te creëren...
Laat de wereld zien hoe blij u bent! Christus is geboren en hij is de
Heiland! Het teken daarvan is het pasgeboren kind waarvan wij heden horen.
Wij komen vandaag samen rond dit teken. Dit teken van leven wordt ons
hier en nu gegeven. Hier in deze gemeenschap van mensen die samen blijven
zoeken hoe zij Kerk kunnen zijn in deze wereld vol duistere machten, hoe
zij zelf een teken van God kunnen zijn, teken van leven, teken van hoop,
soms tegen beter weten of tegen anders ervaren in. Dit wordt ons gegeven
om elkaar te bemoedigen.
Vandaag horen we dat het levende Woord geboren heeft willen worden als
een mens. Het geboren kind Jezus is daarvan het teken.
Wat doen de herders? Zij gaan onder de mensen dat verkondigen.
Herken u in deze herders en neem die verkondiging op u als een zoete last.
Het levende Woord is ook tot u gesproken en vraagt u om een antwoord.
Zo wordt verantwoordelijkheid bij u opgeroepen.
Wat is er mooier en beter en heilzamer dan dat de Heere-God
u en mij verantwoordelijkheid geeft? Daarom is het levende Woord in de
geboren Christus tot ons gekomen – Christus heten wij welkom in ons lied:
gezang 148