LUTHER OVER DE PREDESTINATIE
De dubbele predestinatie houdt in, dat God voordat Hij tijd en ruimte
geschapen had, de bestemming van ieder mens heeft vastgelegd: of tot de
hemelse gelukzaligheid of tot de pijnigingen in de hel.
Waarop is deze leer gebaseerd?
Enerzijds op een samenraapsel van uit hun verband gerukte bijbelteksten.
Anderzijds uit een dogmatische vooronderstelling dat God alles heeft besloten
zonder afhankelijk te zijn van de slechte of verdienstelijke daden van
de mensen.
De zeer invloedrijke kerkvader Augustinus (354-430) heeft al geschreven
over Gods absolute wil als het gaat over verkiezing en verwerping. Dit
is overgenomen en verder uitgewerkt door de middeleeuwse theoloog Petrus
Lombardus (1100-1160), een volgeling van Augustinus.
In zijn Libri Quattuor Sententiarum volgt hij Augustinus op de voet,
met behulp van de middeleeuwse filosofische methoden. De Sententiae waren
een gezaghebbend handboek voor de katholieke theologen van de 13de tot
aan de de 16de eeuw.
Toen de jonge monnik Luther een academische lesbevoegdheid kreeg, moest
hij beginnende theologiestudenten laten kennismaken met de Sententiae
van Petrus Lombardus.
Luther stond achter de leer van de dubbele predestinatie. In zijn tijd
was aanvaarding van de leer van verkiezing en verwerping heel normaal onder
orthodoxe theologen. Dit kwam door de prominente
plaats van de Sententiae van Petrus Lombardus.
Luther is geleidelijk kritischer geworden op de middeleeuwse theologie.
Hij vond dat de Sententiae nooit de overhand op de heilige Schrift mochten
krijgen. Maar inhoudelijke kritiek op de leer der predestinatie heeft
Luther niet geleverd.
Gelukkig is er uit Luthers geschriften en voordrachten meer te halen betreffende
de predestinatie. Woorden van pastoraal gehalte!
Mijn hoogleraar Lutherana, Dr. J.P. Boendermaker, heeft enkele teksten
van Luther bijeengebracht en vertaald. Met dank aan hem neem ik die hier
over.
W. Baan
"Vele dingen doet God welke Hij niet door zijn Woord openbaart;
ook wil Hij vele dingen welke Hij niet door zijn Woord bekend maakt als
door Hem gewild.
Zo wil Hij niet de dood van de zondaar, wat zijn Woord betreft, maar tegelijk
wil Hij die wél, wat zijn ondoorgrondelijke wil betreft.
Wij moeten echter op dat Woord letten en die ondoorgrondelijke wil laten
voor wat zij is. Voldoende is het slechts te weten dat er in God slechts
een ondoorgrondelijke wil is; wat, waarom en in hoeverre Hij wil, dat
mogen wij niet onderzoeken, dat gaat ons ook niet aan en dat hoeft ons
ook niet bang te maken.
Dat moeten wij slechts eerbiedigen en aanbidden." WA
18, 685-6
Men moet anders disputeren over God of over de wil van God, die ons wordt
gepredikt, geopenbaard, aangeboden en gediend, dan over de God die niet
wordt geopenbaard, gepredikt, aangeboden en gediend.
Voorzover God zich verbergt en door ons niet wil gekend worden, gaat Hij
ons niets aan." WA 18, 685
"De praedestinatio heeft God ons bekend gemaakt - naar de beweegredenen van de goddelijke wil mag men niet vragen, die heeft men eenvoudig te aanbidden.
Men heeft God de eer te geven omdat alleen Hij wijs en rechtvaardig is, niemand onrecht kan doen, ook niet dwaas of op goed geluk iets doen kan, ook niet al
lijkt het ons heel anders toe.
Met dit antwoord zijn de vromen tevreden." WA 18, 632 (1525)
"Het dispuut over de predestinatie moet volledig gemeden worden. Ook
Von Staupitz (Luthers geestelijke vader - klik
hier) zei al: 'Als je wilt disputeren over de predestinatie, begin
dan bij de wonden van Christus en laat het daarbij.
Maar als je maar doorgaat met disputeren over haar, dan raak je Christus,
het woord, de sacramenten en alles verder kwijt.'
Ik vergeet alles wat Christus en God betreft, wanneer ik in deze gedachtengangen
terechtkom, en het komt mij voor dat God een slechtaard is.
Bij het Woord moeten wij blijven, waarin God zich aan ons openbaart en
het heil wordt aangeboden als wij in Hem geloven.
Maar bij het overpeinzen van de predestinatie vergeten wij God, en het
laudate houdt op en het blasphemate begint. In Christus
echter zijn alle schatten verborgen, Koloss. 2:3, buiten hem zijn ze allemaal
achter slot en grendel.
Daarom moet dit onderwerp predestinatie eenvoudigweg genegeerd worden." Tischr.
2654 a (sept 1532)
"God zegt je: 'Zie, je hebt mijn Zoon, hoor naar hem en aanvaard Hem.'
Als je dat doet, ben je al zeker van geloof en heil.
Maar, zul je zeggen, ik weet niet of ik wel in dat geloof kan blijven.
Neem dan toch dat thans beloofde uitverkoren zijn aan, en vraag niet nieuwsgierig
naar de geheime gedachten van God.
Als je gelooft in de geopenbaarde God en zijn woord aanvaardt, zal het
geleidelijk aan ook de verborgen God openbaren. Want 'wie de Zoon ziet,
ziet de Vader.'
Wie de Zoon verwerpt, verwerpt met de geopenbaarde God ook de niet geopenbaarde.
Als je echter met een vast geloof je hecht aan de geopenbaarde God, zó,
dat je hart voelt, dat Christus jou niet zal loslaten, zelfs al ben je
van alles beroofd, dan ben je zeker gepredestineerd en dan begrijp je de
verborgen God." WA 43,460 (1544)