ENGELEN EN ONZE VERANTWOORDELIJKHEID
De verkondiging op het feest van
St Michaël en alle engelen 2019
Het is het waard om het feest van Michaël de aartsengel, en met
hem alle engelen, te vieren!
Want in de eeuwen vóór Christus, en ook later door Jezus zelf, werd rekening
met de engelen gehouden. Dat is beter dan klakkeloos te zeggen: ‘Ik heb
nog nooit een engel gezien... .'
Wat we wel kunnen en mogen zeggen, is: ‘Niemand heeft ooit God gezien.'
‘Niemand heeft ooit God gezien,' – iets dat we in de bijbelboeken onuitgesproken
en ook letterlijk vinden.
Laat me dit als startpunt nemen in deze preek op het engelenfeest. U zult
horen hoe zinvol dat is.
‘Niemand heeft ooit God gezien.' Nee, maar hoe is dan het contact met
de Allerhoogste, de Eeuwige?
Is het voor u en voor mij een herkenbare vraag? Ja toch? Ook diepgelovige
mensen kunnen er van meepraten: de vraag wie God is, waar God is...
Een feit is, dat Joden en christenen in de oudheid van mening waren dat
God héél ver weg was. ‘Niemand heeft ooit God gezien' ... nee, en daarom
was het maar goed dat er tussenpersonen waren, middelaars tussen God en
de gelovigen. Engelen waren zulke tussenpersonen, zij konden boodschappers
zijn tussen God en de mensen; of, dat zij namens God ten strijde trokken
tegen het kwade. Michael versloeg de draak.
Dit is symboliek, beeldende taal, die zin heeft.
Laten we niet meedoen met kerkgangers die het Evangelie liefst acceptabel
willen maken voor de moderne mens. Zij zeggen:
‘Je kunt bij moderne, niet-kerkelijke mensen toch niet aankomen met engelen...
.'
Deze redenering is eigenlijk betreurenswaardig.
U moest eens weten bij hoeveel mensen belangstelling voor engelen is;
belangstelling onder mensen die bezig zijn met spiritualiteit.
Kunnen wij ons aansluiten bij hen, met ónze overtuiging dat engelen tussenpersonen
zijn, bemiddelaars tussen de Allerhoogste God en de mensen?
Engelen bestaan, dat horen we de moderne spirituele mens beamen. Maar
dán lopen de ideeën en de beschrijvingen ver uiteen. Ver van het Evangelie
vandaan.
Een loskoppeling van het Evangelie van Christus.
In de Kerk is die koppeling er wel. Wij vieren deze dag niet voor niets
in het wit! Wit is de in de eerste plaats de Christuskleur.
Wij zijn lutheranen en in de lutherse spiritualiteit staat Christus centraal.
Alleen zo doen de engelen mee. Op die manier kunnen wij uitleggen hoe
de engelen tussenwezens zijn en wat we er aan hebben.
Ja, wat hebben de mensen er aan – dat is een weerkerende vraag.
Engelen zijn toch zo machtig? Michaël strijdt met de draak, dat is het
kwade, en Michaël overwint. Maar wat zien we van die overwinning?
Hoor hoe het Mattheus-evangelie schrijft, hoe Christus reageert op zijn
discipelen. De discipelen wilden hem verdedigen toen de overpriesters
hem gevangen namen. Maar Jezus zei: ‘Ik zou als ik wil, mijn Vader aanroepen
en die zal mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen als bijstand
zenden.'
Jezus deed dat niet. Waarom niet?
Hij wist dat wonderbare uitredding door engelen de oplossing niet is.
Wanneer het gaat over engelen, dan zijn deze woorden van Christus een
norm voor ons.
Wie kan wel rekenen op een engel en wie niet?
Christus zelf zag er van af.
Wel stond hij achter de Joodse overtuiging over de taak van de engelen.
Een hoofdtaak van de engelen is, dat zij komen om te dienen. De engelen
heten ‘dienende geesten' ...
Engelen zijn er niet zomaar voor iedereen.
Jezus spreekt over hen, die binnengaan in het koninkrijk der hemelen.
Hij zegt dat engelen hun ten dienste staan. Daarom zijn ze voortdurend
aanwezig voor Gods aangezicht.
Zij die binnengaan in Gods koninkrijk, worden door Jezus gelijkgesteld
aan de kinderen. Dat zijn de deemoedigen, de armen, de kwetsbaren, die
zichzelf niet kunnen verdedigen. Zó waren kinderen in die tijd. Uit de
Bergrede wordt duidelijk dat zij de erfgenamen van de nieuwe aarde zijn.
Om hen tot dit heil te brengen, daarvoor zijn de engelen uitgezonden.
Dit is hun dienst, hun hemelse dienst, waardoor de Heer in de hemel hier
op aarde zijn bevrijdend werk doet.
De Heere-God is er allereerst voor de armen en de kleinen, de treurenden
en de neergebogenen.
Dat zijn de mensen die geen helper hebben, verloren, en tot de doden gerekend,
zonder toekomst.
Hoor de scherpe woorden van Jezus volgens het Mattheus-evangelie:
‘Een ieder, die één van deze kleinen, die in mij geloven, tot zonde verleidt,
voor hem zou het beter zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen
en hij
verzwolgen was in de diepte der zee.
Let op, dat gij niet één van deze kleinen veracht. Want ik zeg u, dat
hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader,
die in de hemelen is.' (Mat 18:6,10)
Voor wie zijn er engelen? Ten dienste van de kleinen, de hulpelozen, zij
die als kinderen zijn. 71 Christus heeft zich hun lot aangetrokken, dus
moeten wij het werk van engelen dicht bij Christus houden.
Engelen ten dienste van de kwetsbaren, zonder helper – er zijn er nu
vast wel hier (en anders ik wel) die bij zichzelf zeggen: maar zijn de
engelen er dan ook voor mij... ? Ik heb er nooit één gezien... .
Maar ... hadden wij het dan nodig, een engel te zien?
Bijbelse personen zoals Mozes, Jozua, Jesaja, Ezechiël, Jezus, Petrus,
Johannes, die hadden het nodig.
Zij stonden voor een zware opgave, een haast bovenmenselijke opdracht.
Een engel verscheen aan hen, hun ter bemoediging.
Maar u en ik?
Ik zelf hoor bij wijze van spreken een stem die mij zegt:
‘Jij hebt genoeg gaven en middelen gekregen om in mijn Kerk te werken.
Jij hoeft geen engel te zien...'
Het zijn de kleinen en de verdrukten, de kinderen en de armen, aan wie
een engel kan verschijnen omwille van hun vertroosting en bevrijding.
Maar voor mijzelf en zo vele anderen in de Kerk geldt:
engelen zijn gedienstige geesten, ik hoef ze niet te zien. Ze gaan als
discrete dienaren tewerk, onopvallend.
Zo gaat het werk van Christus verder.
Maar dit wil niet zeggen dat er geen engel in mijn en uw leven werkzaam
is.
In mijn leven... Ja, ik kan nu alleen voor mijzelf spreken. Zonder verder
uit te weiden zeg ik over mij dit:
meerdere keren heb ik, reuze opgelucht, erkend: dat was op het nippertje,
ik had wel dood kunnen zijn.
Had ik een engeltje op mijn schouder? Ja, een eigen beschermengel, wat
mooi is dat... . Maar pas op dat ik niet blijf steken in folklore en eigenbelang.
Ben ik wel veranderd ten goede? Heb ik mij door die engel dichter tot
Christus laten brengen?
Ja, ik ben daardoor veranderd. Eerst heb ik mezelf voorgehouden: het was
jouw tijd nog niet.
Maar daarná, daarna is me duidelijk geworden dat ik een opdracht en een
verantwoordelijkheid in mijn leven had en heb.
Mijn aandacht is steeds meer gericht op die mensen met wie ook de Christus
Jezus wilde omgaan.
Mensen zonder helper, de werkelijke kwetsbaren, vooral zij die weggeschoven
worden, genegeerd.
In de kerk kom je zulke mensen niet veel tegen, maar ik heb in de geestelijke
gezondheidszorg voortdurend naar hen geluisterd. Zou mijn engel mij in
dat werk niet terzijde hebben gestaan?
Engelen zetten het werk van Christus voort door de dienst aan kleinen,
zwakken en hulpelozen.
In dat werk nemen wij deel en dat is onze opdracht en onze verantwoordelijkheid.
De dienst van de engelen richt onze blik op de zichtbare aarde en het
gewone leven. Hoor nog een prachtige tekst: ‘Verwaarloos de gastvrijheid
niet, want door de gastvrijheid zijn er, die, zonder het te weten, engelen
te gast gehad hebben.'
Een engel te gast ... !
Hier is een vermenselijking van de engelen. Geen gestalte met een uiterlijk
waardoor wij in ontzag en schrik aan de grond genageld staan; of op de
grond vallen, zoals in de Hebreeuwse Bijbel herhaaldelijk beschreven staat.
Het is alles naar menselijke maat, en dat menselijke is wezenlijk voor
wat Joden en christenen geloven.
Geen verblindende machten, maar een menselijke God en menselijke engelen,
zo laten zij zich kennen.
Een overtuiging waarin engelen geen plaats hebben, die is gebrekkig.
Het gaat in de dienst van de engelen toch om een manier waarop de Heer
bij mensen wil zijn: bevrijdend, omwille van de verlossing van deze aarde
en die is zichtbaar, net zo zichtbaar als alle goede dingen die door de
dienst van engelen tot stand komen. zingen wij daarvan: Gezang 458
De liederen in deze liturgieviering:
Antifoon: Gez. 374 : 3
Graduale: Psalm 103 : 8, 9
Zondagslied: Gez. 485
Liedstrofen: Gez. 377 : 1, 5
Preeklied: Gez. 458 : 1, 5, 6
Dankverzen: Gez. 381 : 4, 5