CHRISTUSPREDIKER EN OECUMENICUS
Graaf Von Zinzendorf werd geboren te Dresden. Hij was van hoge Oostenrijkse
adel.
In de lutherse huisgemeente van zijn grootmoeder ontving hij zijn eerste
religieuze vorming. Later onderging hij invloed van piëtistische
predikanten en theologieprofessoren.
Als kind had hij al een sterk Godsvertrouwen dat werd gevoed door gebedsleven,
liturgie, de kracht van het lied, door veel bijbelstudie en contacten
met vooraanstaanden in Kerk en zending.
Na zijn huwelijk werd hij raadsheer aan het hof te Dresden. Maar zijn
huisgemeente met daarin mensen uit de 'lagere klassen' riep de ergernis
van zijn gelijken aan het hof op.
Tot op hoge leeftijd werkte hij buitengewoon hard met verwaarlozing van
zijn uiterlijk en voeding.
Dat harde werken verwachtte hij ook van zijn metgezellen in de Gemeente.
Daarom kwam hij wel eens onredelijk over. Maar onrechtvaardig was hij
nooit, en hij had altijd snel spijt van boze woorden.
Hij trouwde met een gravin. Toch was hij meer vader van zijn Gemeente
dan in zijn gezin.
Hij reisde veel om zijn oecumenisch ideaal gestalte te geven: het beleven
van de gegeven eenheid in Christus, met respectering van de bestaande
verschillen in confessie, liturgie en kerkorde. (Helaas is de huidige
oecumene in ons land precies het omgekeerde: genoemde verschillen moeten
liefst geheel weggewerkt worden, maar Christus staat niet meer centraal.)
Hij is altijd in de lutherse kerk gebleven, wilde niet de schijn van sektarisme
wekken,
Zinzendorf kreeg contact met de Boheemse Broeders, de nazaten van de Tsjechische
reformator Johannes Hus. Zij leefden eenvoudig, zonder priesterhiërarchie
maar wel onder een eigen bisschop. Toen grote groepen weer eens moesten
vluchten omwille van hun geloof, vonden zij in 1722 een goed heenkomen
op het landgoed van Graaf Von Zinzendorf in Saksen.
Zijn Gemeente Hernnhutt (onder de hoede van de Heer) in Saksen groeide
uit tot een centrum van waaruit honderden zendelingen de wereld in trokken.
De zendelingen vestigden zich, in navolging van wat de Boheemse Broeders
gewoon waren, als eenvoudige werkmensen onder de bevolking her en der
in de wereld.
Inmiddels had Zinzendorf zijn overheidsbetrekking opgegeven en zich geheel
gewijd aan de arbeid in zijn Gemeente.
Hij aanvaardde het bisschopsambt en droeg het bijbehorende Boheemse zegel - het toont het Lam met de overwinningsvaan. In veel afbeeldingen zien we een rondschrift: Vicit Agnus Noster - Eum Sequamur, Ons Lam heeft overwonnen, laten we Hem volgen. Een eigentijdse versie is in ons land gangbaar.
De kerk is daar, waar het evangelie zuiver wordt verkondigd en de sacramenten
naar de bedoeling van Christus worden gevierd, aldus art. 7 van de Augsburgse
Confessie, een geloofsbelijdenis die Zinzendorf van harte beaamde.
Kerk is voor Zinzendorf: levensgemeenschap met Jezus. Niet zo belangrijk
is voor hem de organisatie. Hoe snel raakt Christus uit het middelpunt,
en wordt de Gemeente sektarisch of papistisch. Dan is men afhankelijk
van mensen-instellingen en niet meer van Christus alleen. Verzoend met
God betekent toebehoren aan Christus, Hij is de Heer van de Gemeente.
De persoonlijke ontmoeting met Christus is onmisbaar voor een verlost
en geheiligd leven. Het lijkt een eenzijdig subjectief gebeuren, deze
ontmoeting. Maar dat is het niet, omdat het volkomen en alleen uitgaat
van Christus zelf. De gekruisigde Heiland is de diepste openbaring van
God.
Zinzendorf heeft deze openbaring verdedigd met de woorden: ‘Es ist
mir so.’ Een vertaling is: 'Dit is mijn inzicht.' Het is intuïtie,
meer dan mystiek. Ingeving, een ontvangen opvatting of overtuiging waarover
niet te redeneren valt. Als zetel van de intuïtie zag Zinzendorf
het hart, niet het hoofd. Het hart is de zetel van het leven, het geloof
en de waarheid. Deze manier van kennen noemde hij ook wel 'zalving,' naar
I Joh. 2:20.
'Ik geloof dat ik niet uit eigen verstand of kracht in Jezus Christus
mijn Heer geloven of tot Hem komen kan; maar de Heilige Geest heeft mij
door het evangelie geroepen, met zijn gaven verlicht, in het rechte geloof
geheiligd en behouden.' Aldus de woorden uit Luthers Kleine Catechismus
die hij als jongen geleerd had.
Zinzendorf en de zijnen schreven liederen die op innige toon het verzoenende lijden en sterven van Christus bezongen. Op Hem steunen wij, en niet op elkaar, als zou onze behoefte de grondslag van het gemeente-zijn vormen. Wederkerige sympathie of gelijke wereldbeschouwing zijn ook de grondslagen niet. De liefde tot elkaar is slechts het gevolg van Christus’ liefde.
Zinzendorf zag het liefst, dat Moraviërs, Lutheranen, Calvinisten
en Anglicanen lid van hun eigen kerkgenootschap bleven, en in zijn Broedergemeente
groepsgewijs zouden functioneren, als verschillende takken geënt
op één stam. Dit was in zijn tijd toch te hoog gegrepen.
Volgens Zinzendorf gebruikt God de inslag en de leefwijze van een volk
om een landskerk in het leven te roepen. Zo is het ooit begonnen onder
verschillende apostelen: het leertype van Petrus was anders dan dat van
Paulus, en de apostel Johannes kwam zogezegd nooit de deur uit.
'Totdat de Heiland komt, zal het wel steeds zo blijven, dat er een tweedeling
in de christelijke gemeente bestaat: een judaïserende en een vrije
orde van denken en leven.'
W. Baan