ZOLANG IK ZWEEG
Psalm 32:3
Er zijn misdaden en de daarop volgende strafzaak die niet vergeten mogen
worden.
Op 14 juli 2021 stierf de 27-jarige Waddinxvener Carlo Heuvelman op het
vakantie-eiland Mallorca. Hij was zeer zwaar mishandeld. Negen landgenoten
werden gearresteerd. Terug in ons land, kwamen zij voor de rechter.
De negen mannen meenden dat niet precies aangetoond kon worden door wie
de dodelijke schoppen waren toegebracht. Daarom hadden zij voorafgaande
aan de rechtszaak (oktober 2022) een onderlinge afspraak gemaakt. Zij
zouden zwijgen. Zij hoopten dat de rechtbank dan slechts een lage straf
aan een ieder van hen zou kunnen opleggen.
Het gaat me nu om dat zwijgen. Psalm 32 spreekt over dit zwijgen. Na
de dank en de lof in de eerste verzen om de vergeving van de zonde, horen
wij vers drie:
‘Want zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg, onder mijn gejammer
de ganse dag.’ Dit is overduidelijk een zwijgen dat volgehouden werd vóór
het belijden van schuld en het ontvangen van de vergeving.
Voor zover de negen mannen schuld beleden hebben, had dat meer het karakter
van toegeven dat ze met het geweld ‘wel iets te maken hadden.’ Vaagheid
te over. Wegduiken achter elkaar, een rookgordijn optrekken. Zwijgen en
niet oprecht schuld belijden.
Wat doet het zwijgen met iemand die schuldig is aan een misdaad? Misschien
zijn er geharde huurmoordenaars met amper geweten die van het bloedvergieten
geen knagend schuldgevoel overhouden. Maar u en ik? Zouden wij niet gebukt
gaan onder de herinnering, de beelden die ons voor de geest komen, de
gevoelens van schuld en spijt?
De psalmdichter heeft er weet van. Hij beschrijft de fysieke gevolgen:
zijn lichamelijke gezondheid had er onder te lijden, zijn gebeente kwijnde
weg. Het gebeente staat in het Hebreeuws voor de kern van het lichaam.
Ook is er psychisch gevolg. De geest van de psalmdichter raakt er zo vol
van, dat hij het kwijt moet. Maar er over spreken kan hij (nog) niet.
Daarom jammert hij, een verdriet dat met horten en stoten naar buiten
komt, in zijn eenzaamheid.
De negen mannen hadden een afspraak: het lijkt een teken van solidariteit. In werkelijkheid raakte elkeen eenzaam. Zij hielden elkaar nauwlettend in het oog, of iemand toch nog zou praten. Argwaan is verwoestend voor spontaan contact.
De dichter van Psalm 32 heeft een eenzaamheid ervaren die nog veel ingrijpender
was. Hij was door zijn zwijgen vervreemd geraakt van God, de God van Israël.
Niet van een godheid die er overal wel is, maar van de God van het verbond:
het verbond met zijn volk Israël. Het gaat hier om het bijbelse Israël,
zoals dat tot ons komt in de woorden van de Torah, de Profeten, de Psalmen
en andere Geschriften. Dat volk mag leven in een hartelijke eenheid met
zijn Heer en Verlosser.
In en door Christus mogen ook wij tot het verbondsvolk behoren. Het heilzame
onderwijs van de God van het bijbelse Israël is van kracht tot aan de
einden der aarde. De profeet Jesaja vooral heeft dat herhaaldelijk verkondigd.
God verbreekt het verbond niet, Hij blijft trouw aan zijn verbondsvolk.
Daarom is Hij een vergevend God. ‘Bij U is vergeving,’ zingt de psalmist.
Maar het ontvangen van de vergeving kan nooit zonder berouw en schuldbelijdenis
zijn. Het hoort allemaal bij elkaar. Alleen dan kunnen wij in een gezonde
en vruchtbare relatie tot God en tot elkaar staan: het volk van God.
Willem Baan
emeritus luthers predikant
Dit artikel is geschreven voor 't Zwaantje, het kerkblad van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Zierikzee-Zeeland.
Jrg. 29 - no. 152 - voorjaar 2023