Uit de notulen van de Dameskring 'Catharina von Bora'
Onze dameskring en ons gemeenteleven (1)
De dameskring ‘Catharina von Bora’ te Dordrecht is in
1948 opgericht. Het vijftigjarig bestaan is gevierd ondermeer in een
Eredienst waarin ik voorging. Het heeft toen nog enkele jaren geduurd
voordat de opheffing onvermijdelijk was: in 2004.
Van Anja van Driel ontving ik na de afscheidsdienst die voorafging
aan de crematie van haar moeder een hoeveelheid materiaal. Zij had
het in het huis van haar moeder gevonden en het was afkomstig van
de dameskring. Het waren vooral de notulen die mijn aandacht trokken.
Ik heb in de afgelopen week veel gelezen in deze versleten schriften
en notitieboeken.
Graag wil ik in enkele stukjes u iets doorgeven van wat in onze herinnering
blijven moet.
Er is een kleinigheid dat eerst vermeld moet worden: de voornaam Catharina is op zeker moment gewijzigd in Katharina. Officieel werd dat toen in 1979 het bestuur bij de notaris heuse statuten liet passeren. De letter K is de juiste beginletter.
In 1948 waren er nog geen statuten, maar een reglement. Het werd
ten huize van de voorzitster, mevrouw Lindijer, echtgenote van de
predikant, opgesteld. Reeds toen waren de activiteiten en doelstellingen
glashelder – en zijn dat tot aan de huidige eeuw gebleven: handwerken
die gelden opbrengen ten gunste van ‘uitsturing zwakke kinderen,
vermoeide huisvrouwen, bijdragen voor de kerk, enz. enz.’
Vooral de eerste twee kwamen te pas in het moeilijke tijdvak vlak
na Wereldoorlog II.
In de notulen lees ik herhaaldelijk, dat de overheid de textiel nog
op de bon hield. Wie in de winkel geen ‘textielpunten’
kon overleggen, kocht graag op de lutherse bazaar gebreide en gehaakte
kleding. De bazaar in 1949 had eigenlijk een maand eerder gehouden
moet zijn, ‘toen was de textiel nog op punten’ (lett.
citaat).
De organisatie van de dameskring was goed. Steeds waren er twee à
drie dames die tot taak hadden, wol en katoen in te kopen.
De jaarlijkse contributie was 20 cent per week. ‘Dames die fin.
bezwaren hebben (die gegrond zijn) mogen 10 c. contr. betalen’
(lett. cit.)
Een deel van de contributie ging naar het jaarlijkse reisje. Enthousiaste
verslagen van deze reisjes staan in de notulen. Ds Lindijer ging regelmatig
mee.
De dameskring was aangesloten bij de Vrijzinnig Protestantse vrouwenbond. Dat paste bij het godsdienstige karakter van de lutheranen in Dordrecht, in de loop van de vorige eeuw.
Op 31 januari 1949 werd de eerste jaarvergadering gehouden. Dat was
de gelegenheid om het reglement te aanvaarden. Twee abonnementen op
het Evang.-Luthers Weekblad zouden worden genomen. Twee exemplaren,
elk voor zeven dames.
Aan het einde van een verslag van de jaarvergadering staan twee bedragen
genoteerd: ‘saldo contanten’ en ‘spaarbank.’
Het is opvallend dat in 1949 het totaal nog onder de ƒ 100,=
is, maar in de jaren daarna snel stijgt. Aan het orgelfonds werd aan
het einde van het jaar ƒ 1750,06 afgedragen, best veel voor die
tijd.
In de jaren daarna worden de notulen gevuld met lief en leed en met
organisatorische zaken.
Het is rustig, op de emoties van overlijdens na. Het ledental bedraagt
in 1950: 27. Er verschijnen nu ook olijke verslagen van St Nicolaasmiddagen.
Soms kunnen we ineens een regel aantreffen waarin te merken is dat
er ‘cultuurverschillen’ in onze lutherse kerk waren. Op
bijzondere gelegenheden nodigde de dameskring ook de kerkenraad uit.
Maar er kwamen doorgaans slechts enkele leden. In 1951 zei voorzitter
Bilderbeek, dat ‘de verhouding tussen Kerkeraadsleden en Cat.
v. B. en Kerkkoor zo veel prettiger was dan vroeger’ (lett.
cit.). De secretaresse voegt er aan toe: ‘Toen bewaarde de Hoge
hoeden zo een afstand tussen hen.’
In 1953 kwam een deel van de dameskring toch weer in conflict met
de kerkenraad. Het ging ditmaal om iets dat zelfs de landelijke pers
haalde. Ten bewijze daarvan zijn er krantenknipsels bij de notulen
ingeplakt. Daarover leest u in een volgende aflevering.
W. Baan
Onze dameskring (2)
In de loop van de jaren vijftig schommelt het ledental tussen de 20
en de 30. De dames steunen de kerk: bij de uitgaven gedaan in 1952
staat ‘ƒ 25,00 afgedr. altaartafel.’ In het jaarverslag
over 1955: ‘Omstreeks Pinksteren boden wij ons laatste altaarkleed
aan.’
Aandacht voor de landskerk is er ook. Op 7 februari 1952 gaan twee dames naar Amsterdam. Daar werd plechtig afgekondigd dat de twee lutherse kerkgenootschappen voortaan als één verder zouden gaan. De dames zijn onder de indruk van het kerkgebouw ‘drie hoog stampvol en nog een verdieping hoger het koor.’
De samenwerking tussen de dameskring ‘Catharina von Bora’ en predikant was altijd goed. Deels kwam dat doordat de echtgenote van de predikant als zodanig voorzitter van de dameskring was. Maar ook omdat de predikant pastorale contacten onderhield met de dames.
Maar de verhouding tussen de dameskring en de kerkenraad was niet altijd goed. ‘De Hoge hoeden’ was de bijnaam die de secretaresse aan de leden van de kerkenraad gaf. Een bijnaam die vaker werd gebezigd. Van de oudste gemeenteleden heb ik gehoord hoe deze in gebruik gekomen was. Vlak voor het begin van de kerkdienst werd de deur naast de kansel geopend. Dan kwamen de predikant en de kerkenraadsleden het kerkgebouw binnen. De heren-leden van de kerkenraad droegen allen een hoge hoed. Voordat zij gingen zitten in de banken terzijde van de kansel, namen zij met zwier deze hoeden af.
De voorzitter van onze dameskring, mevrouw Rijsdijk, was lid van
de kerkenraad. In 1953 leverde dat een loyaliteitsconflict op. Een
deel van het bestuur en van de leden kon zich namelijk niet verenigen
met de handelwijze van de kerkenraad.
Na het vertrek van ds Lindijer had de kerkenraad een drietal predikanten
op de nominatie gezet. Maar pas veel later kwam uit, dat twee van
de drie niet beroepbaar waren. De Gemeente had dus, zonder het te
weten, geen keus gehad. Min of meer automatisch werd mevrouw ds M.A.
Monsees beroepen, die het beroep ook aannam. Daarna viel een deel
van de Gemeente over het feit dat er nu een vrouwelijke predikant
was.
Het bestuur van de dameskring vroeg ds Monsees wel om voorzitter te
worden.
Uit de notulen blijkt dat de samenwerking goed was. Ds Monsees dacht
mee en deed praktische voorstellen. Uit de mond van de alleroudste
gemeenteleden hoor ik nu nog: ‘Het was zo’n lief mens...’
Maar ontevreden gemeenteleden roerden zich. Zij schreven een enquête
uit. Er reageerden 258 leden, een ruime meerderheid. Hiervan spraken
slechts 32 leden zich uit voor een vrouwelijke predikant. Voor een
nieuwe beroepingsprocedure stemden 235 leden. Deze uitslag werd in
‘De Dordtenaar’ gepubliceerd.
Ds Monsees deed een ongebruikelijke stap: zij hield in februari 1957
een referendum onder de leden. Voor haar vertrek stemden 99 leden,
voor haar blijven 77. Nu publiceerde ook ‘De Telegraaf’
deze uitslag.
Ds Monsees vertrok naar haar vorige Gemeente: Amersfoort. Een krantenknipsel,
ingeplakt in het notulenboek, zegt: ds Monsees had reeds bericht ontvangen,
dat men haar met open armen zou ontvangen.
Wat stond de meerderheid dan tegen? Ik heb het gevraagd aan een 94-jarige dame in onze Gemeente. Haar antwoord: ‘Het was voor die tijd een moderne vrouw. Niet getrouwd en zelfstandig. Ze verfde haar nagels en haar lippen rood... .’
In een knipsel uit ‘De Gooi en Eemlander’ van 12 februari 1957 staat te lezen, dat het kerkbezoek slecht is en maar een kleine groep aan de arbeid deelneemt.
Uit de notulen is op te maken dat de dameskring ‘vromer’
werd in de loop van de jaren vijftig. In de verslagen voor 1958 lezen
we dat de bijeenkomsten en bestuursvergaderingen geopend werden met
het zingen van een kerklied. Al eerder, in het verslag van de bestuursvergadering
van 9 oktober 1957, werd de vraag behandeld, ‘Waarom er nooit
gebeden werd bij de aanvang van een bijeenkomst van C.v.B.’
Het bestuur antwoordde: ‘Wij zullen wachten tot de nieuwe predikant
er is, misschien wil Domine’s vrouw dit wel instellen.’
Op 8 september 1958 waren de nieuwe predikant ds Grabandt en zijn
vrouw aanwezig en ging de voorzitter, mevr. Rijsdijk, voor in gebed.
Ds Grabandt werd gerekend tot de orthodox-lutherse predikanten. Bij
het openingslied kwam nu het gebed. Ook werd het luthers avondgebed
gebruikt als sluiting.
In 1958 bestond de dameskring 10 jaar. Het werd uitbundig gevierd. Ook enkele heren kerkenraadsleden waren aanwezig en spraken lovende woorden. Opmerkelijk is de gelukwens van ds Monsees en vooral de bijbehorende woorden, dat zij niet in de gelegenheid was, te komen. Dat betekent dat er met de dames nog hartelijke contacten waren, anders had zij een komst niet in overweging genomen.
Ds Grabandt zou het in deze Gemeente ook niet gemakkelijk krijgen. Hierover leest u in een volgende aflevering.
W. Baan
Onze dameskring (3)
In de notulenboeken staan drie soorten verslagen. De notulen van de
middagbijeenkomsten waarop werd gehandwerkt, de notulen van de bestuursvergaderingen
en de verslagen van de bijzondere gebeurtenissen: het jaarlijkse reisje,
de jaarvergadering en de kerstwijding.
Veel nadruk ligt op de gezelligheid en de saamhorigheid.
Ook toen werd er al door het bestuur geklaagd over weinig aanwezigen
op de bijeenkomsten. ‘Komt het soms door de televisie?’
Een vraag die in het jaarverslag over 1958 staat...
Soms was er een spreker die een lezing hield. De onderwerpen waren
gevarieerd: van ‘De psychologie van de mode’ tot ‘De
vier Evangeliën’ – het laatste onderwerp uiteraard
door de predikant verzorgd.
De beroeping van de predikant kreeg aparte aandacht. Bij de verslagen
zijn krantenknipsels ingeplakt die melding maken van beroeping en
intrede. Ter gelegenheid van de intrede van ds Grabandt schreef de
notuliste: ‘Dit was voor vele een grote blijdschap, want een
Kerk zonder Ds is geen Kerk.’
Ds Grabandt legde in zijn intredepreek (1 juni 1958) grote nadruk
op de noodzaak, te luisteren naar Gods Woord ‘... al gaat dit
ook tegen eigen verlangens en gedachten in’ (lett. cit. krantenknipsel).
Een zin die treffend laat doorschemeren dat de prediking een koerswijziging
ging nemen.
Kwam het daardoor dat ds Grabandt het niet gemakkelijk heeft gehad
in de lutherse kerk hier? Of ook omdat hij blad voor de mond nam?
Het laatste zei hij zelf in zijn afscheidsdienst op 7 januari 1962,
na een periode van slechts 3½ jaar.
Het verslag van De Dordtenaar van 8 januari 1962 is door de secretaresse
van de dameskring ingeplakt. ‘Het zijn zware jaren geweest,’
citeert de krant de scheidende predikant. ‘Het was vrijwel onmogelijk
gemeente en kerkeraad meer dan tot één stap te bewegen.
Hij is zijn krachten te boven moeten gaan om kloven in de gemeente
te overbruggen.’
Toch was er veel waardering uit allerlei hoek, ook van de kant van
de kerkenraad.
Of de dameskring persoonlijk afscheid genomen heeft van ds Grabandt,
staat nergens opgetekend. Een hartelijk afscheid met cadeaus was wel
ds Lindijer en zijn echtgenote op een bijeenkomst ten deel gevallen...
De nieuwberoepen predikant, ds J. Blase, deed in hetzelfde jaar al
intrede. Er was ook een bestuurswisseling: mevr. Rijsdijk droeg de
voorzittershamer over aan mevr. D. Franken, die al jaren secretaresse
en notuliste was.
Eens per maand belegde de dameskring een avondbijeenkomst met speciale
genodigden. Op deze manier konden ook kerkenraadsleden het werk van
de dameskring leren kennen. Het was ook goed voor de onderlinge band.
Ds Blase en zijn echtgenote waren dikwijls aanwezig.
Ds Blase liet zich graag uitnodigen voor het houden van een spreekbeurt.
De dames vonden het heel leerzaam en de vragen die zij hem stelden
waren niet mis! Of er een hel bestond, en of mensen zonder geloof
een moeilijker sterfbed hadden dan de gelovigen.
Dat God man én vrouw was, ‘was voor de dames moeilijk
te begrijpen.’
In de jaren vanaf 1965 groeit de aandacht voor Luther en de lutherse
identiteit. In het notulenboek zijn samenvattingen opgenomen over
de lutherroos, de zwaan en de ring van Luther.
In 1966 treedt mevr. Franken af en wordt mevr. Huisman gekozen tot
voorzitter. Een periode breekt aan waarin de bijeenkomst strak en
efficiënt wordt geleid en wordt geopend met een goed voorbereide
inleiding door de voorzitter.
W. Baan
Onze dameskring (4)
Met mevr. B. Huisman sinds 1966 als voorzitter (de notulen bezigen
de vrouwelijke vorm voorzitster) gaat de lutherse dameskring voortvarend
verder. Het notulenboek is nog completer: financiële overzichten,
ledenlijsten, lijsten van aangevraagde excursies, ingekomen stukken,
verstuurde brieven en kaarten, geschenkjes en attenties.
Maandagmiddagbijeenkomsten, bestuursvergaderingen, de excursies, het
zomerreisje, de St Nicolaasviering, de wijdingsbijeenkomsten voor
Kerstmis en Pasen, alles wordt zorgvuldig voorbereid en met plezier
gehouden.
De dames willen bij de tijd blijven, en vragen daarom sprekers voor
actuele onderwerpen.
In 1966 zijn de provo’s actief. De bekende hervormde predikant
De Mars komt spreken over ‘Opvoeding tot eenvoud’ en wat
hij zegt is niet allemaal achterhaald... .
‘De provo's zijn jongeren die lang niet allen dom zijn, zij
komen voort uit alle rangen en standen. Zij zijn revolutionair en
tarten het gezag omdat zij eenzaam zijn. Zij kunnen niet terugvallen
op hun ouders. De ouders maken zich af van hun verantwoordelijkheid
en denken: de kinderen moeten maar zien.
Eenvoud is een zaak van het innerlijk, dan kunnen zij zichzelf zijn
en de plaats zien waar God hen gesteld heeft.’
De Kerstwijding in 1966 begint noodgedwongen op trieste wijze: mevr. Huisman ‘houdt een korte rede over het verscheiden van Domina Monsees.’ Velen wisten nog niet van dit plotselinge overlijden. Onder grote verslagenheid en met een minuut stilte ‘namen wij afscheid van, voor ons een geliefde predikant’.
1967 begint met 31 leden. Enkele leden zijn niet luthers maar hervormd.
Op de jaarvergadering wordt voorgesteld om de ‘kaakjes en kerstkransjes’
op de jaarvergadering te vervangen door taartjes. ‘Wat een snoepers,’
becommentarieert de notulist mevr. Franken. ‘Het voorstel werd
nog aangenomen ook! Hoe bestaat het!’
Mevr. Huisman reageert met een mengsel van ernst en scherts: ‘...
dat wij het toch het gehele jaar zo goed gehad hadden en nu mopperen
op de snoepjes. Foei meisjes.’
Het lijkt in de verslagen, of gezelligheid, reisjes en lekker eten
in het Wantijpaviljoen de hoogtepunten zijn. Toch worden bijbelse
inleidingen gehouden, worden predikanten te spreken uitgenodigd en
worden de wijdingsbijeenkomsten zorgvuldig voorbereid.
De doelstelling van de dameskring is: arbeidzaam bezig zijn ten dienste
van de kerk. We zien het opnieuw aan een besluit in 1968: het schenken
van een luidklokje.
De kosten worden geschat op bijna ƒ 1.700,00. Het geld zal worden
bijeengebracht door een orgelconcert met koor, het maken van bijzondere
handwerken, ‘vrolijke avond’ met verloting e.d.. In hetzelfde
jaar is al bijna ƒ 300,00 binnen.
Op 12 januari 1968 bestaat de dameskring 20 jaar. Maar besloten wordt,
pas een jubileumviering te houden wanneer de 25 jaren bereikt zijn.
Dit vind ik een staaltje van vertrouwen!
Er werd wel gezegd dat de dameskring een ‘ecclesiola in ecclesia’
was, een kerkje in een kerk. Misschien leefde dit gezegde bij mensen
die liever zagen dat alleen de kerkenraad alles organiseerde en in
de top van de hiërarchie zat.
Ds Blase hoorde daar niet bij. Want hij reageerde opvallend positief
toen mevr. Huisman een voorstel deed om het probleem van een dubbele
afspraak op te lossen.
In de maand december van 1968 bleek bij de voorbereidingen voor de
kersttijd, dat kerkenraad en dameskring voor hun kerstbijeenkomst
dezelfde avond op de agenda hadden gezet. Verzetten was moeilijk,
gezien het ruime aantal mensen dat er toentertijd bij betrokken was.
Mevr. Huisman stelde voor: ‘Als wij nu eens deze avond gezamenlijk
vierden!’ Ds Blase waardeerde dit zeer. Zo konden ook de voorbereidingen
en de kosten gedeeld worden.
W. Baan
Onze dameskring (5)
Het jaar 1969 bracht het vertrek van ds Blase. Het gezin Blase was
inmiddels zo groot geworden, dat een nog ruimere pastorie wenselijk
was. In Utrecht was zo’n huis, en daar was meer schoolkeuze
voor de opgroeiende kinderen.
Het vertrek speet de dames ten zeerste. De verhoudingen waren zeer
goed, wat wel blijkt uit de afscheidswoorden van ds Blase: ‘...
fijne mensen, zoveel begrip, vriendschap en waardering.’ Wat
in het vergeetboek raakt, mag nu opgehaald worden: de dames hielpen
mevr. Blase in de huishouding, want de grote schare kinderen en het
toch al ruime huis waren te zwaar voor haar. Dit staat niet in de
notulen, maar heb ik uit de mond van nog in leven zijnde dames vernomen.
In het jaarverslag over 1969 wordt van het vertrek gezegd: ‘Het
was niet gemakkelijk voor ds Blase, want hij hield van onze gemeente.’
Toen het jaar 1970 aanbrak, telde de dameskring 29 leden! De bijeenkomsten werden ‘vromer’: zelfs een sinterklaasmiddag werd met gebed geopend. Sommige verslagen eindigden gebedsgewijs. Bijvoorbeeld: Heb dank voor al het goede dat Gij ons schonk en wil ons in het jaar 1969 weer bijstaan. Wij vragen dit in Uw Naam.’
Op 15 maart 1970 werd een nieuwe predikant geïnstalleerd. Ds
J.J.W. Gunning, die in Indonesië had gewerkt. Dat werk was natuurlijk
een dankbaar gespreksonderwerp wanneer mevrouw Gunning op de dameskring
verscheen. Ook de dominee kwam af en toe; dan was van te voren hem
een serie moeilijke vragen voorgeschoteld.
Toch is, naar mijn indruk, de verhouding niet zo warm geweest als
eertijds met ds Blase. Ds Gunning was een totaal andere persoonlijkheid
dan ds Blase. Er is een verslag waarin dit tussen de regels te lezen
valt.
In 1971 zou de dameskring de kerstavond voor de gehele gemeente voorbereiden.
Maar de opkomst was teleurstellend en de liederenkeuze van de predikant
viel tegen. Het ‘Ere zij God’ en ‘Stille Nacht’
werden niet gezongen en de aanwezigen moesten zonder dankgebed naar
huis. ‘Vele stemmen zeiden: dit was geen Kerstavond’,
aldus het spijtige commentaar van Do Franken, de secretaresse.
In 1971 was het ledental op 29 blijven staan, in 1972 was het 32
! Enkelen waren niet luthers, of werden het later alsnog. De dames
spaarden al sinds 1970 voor de viering van het 25 jarig bestaan: op
25 januari 1973.
Op de jaarvergadering in 1972 was ds Gunning aanwezig. Hij moest wel
reageren op de kritiek die de dames hadden op de vorige kerstavond.
Tot teleurstelling van de dames was zijn repliek nietszeggend: men
moest oude liederen los kunnen laten en de gekozen liederen konden
ook wel als een dankgebed gezien worden.
In 1972 was er weer een kerstmiddag ‘oude stijl’ die door
de dames alleen werd voorbereid en verzorgd. Op deze middag declameerde
mevr. Huisman eigengemaakte gedichten, vertelde mevrouw Van der Plank
een zorgvuldig geselecteerd kerstverhaal en lazen andere dames gedeelten
uit de bijbel voor. Deze dames excelleerden ook op andere feestelijke
bijeenkomsten en tijdens het diner in het Wantijpaviljoen na afloop
van de jaarlijkse busreis.
De kwaliteit van de gedichten die in het notulenboek zijn opgenomen, wisselt. Toch was mevr. Huisman zondermeer taalbegaafd. Een hoogtepunt van haar hand is een ballade met over elke dame één grappige strofe. De lengte is aanzienlijk, vandaar dat ik deze ballade op de website zet, als een hommage aan mevr. Huisman en de andere dames die zoveel hebben gewerkt in - en voor de lutherse kerk in Dordrecht.
W. Baan
Onze dameskring (slot)
Jammer dat aan deze serie vroegtijdig een einde komt. Het voorlaatste
notulenboek sluit af aan het begin van het predikantschap van ds Gunning,
het laatste begint op 1 januari 1986. Waar zijn de verslagen van de
tussenliggende jaren gebleven?
Ik heb het gevraagd aan de laatste secretaresse, mevrouw G. Hemmes-Hoekstra.
Zij heeft ze nooit ontvangen bij de overdracht van het secretariaat
door mevrouw Grens-Engelsman. Mevrouw Grens is al lang niet meer in
leven. Wij vermoeden dat haar familie alle papieren weggedaan heeft.
Het meeste van wat hier volgt. heb ik van horen zeggen.
Ds Gunning is niet lang predikant in deze Gemeente geweest: van 1970
tot halverwege 1973. Toen eenmaal duidelijk werd waar hij voor stond,
ging een golf van onrust door de Gemeente. Hij liet zich inspireren
door de ‘kritische gemeenten.’ In IJmuiden bijvoorbeeld
kwamen de predikanten op voor de metaalarbeiders en hielden radicale
preken. Ds Gunning vond het geweldig. Hij presenteerde een plan om
het kerkgebouw van de hand te doen en de opbrengst weg te geven aan
de armen in de wereld. Dhr De Groot, kerkrentmeester en zeer meelevend
en gerespecteerd, verzette zich en kreeg veel aanhang in de Gemeente.
Ds Gunning kreeg maar weinig steun. In die tijd groeide het aantal
leden die niet meer in de kerkdiensten wilden komen. De Gemeente heeft
door dit meningsverschil grote averij opgelopen.
Ds Gunning kreeg er genoeg van en wilde geen predikant meer zijn.
Hij werd ned. hervormd godsdienstleraar.
Op de bijeenkomsten van de dameskring is ds Gunning weinig aanwezig
geweest.
Er brak een moeilijke tijd voor de Gemeente aan. Mevr. Janny Jansen-Spitz, de secretaresse van de kerkenraad die mij in 1981 beroepen heeft, zei me: ‘We hebben wel eens met slechts negen mensen kerkdienst gehad.’
In 1975 lukte het beroepingswerk: ds J. Kraima uit Rotterdam-Zuid
kwam naar onze Gemeente. De kerkenraad heeft bewust voor hem gekozen.
Ds Kraima had redenaarstalent en kon goed organiseren. Dit hadden
de Dordtse lutheranen nodig, vond de kerkenraad.
Een opleving in het kerkbezoek en in de activiteiten liet niet lang
op zich wachten. Ook maakte ds Kraima zich sterk voor de ingebruikname
van de liturgische katern. Hij heeft voorbereidend werk gedaan waar
ik in 1981 van heb geprofiteerd!
Met de dameskring had ds Kraima een allerhartelijkst contact. De reacties
op zijn aanwezigheid waren soms uitbundig. Enkele bejaarde dames die
niet luthers waren, deden onder zijn leiding hun openbare geloofsbelijdenis.
Al in 1980 kwam een einde aan zijn predikantschap in Dordrecht. De
dameskring betreurde zijn vertrek zeer.
Hier eindigt de geschiedenis van de Evang.-Lutherse dameskring Katharina
von Bora. Dames die de lutherse kerk in Dordrecht een warm hart hebben
toegedragen en zich door hun handwerken ingezet hebben om deze kerk
in stand te houden.
op deze website staan nog twee bijdragen over de Evang.-Lutherse Dameskring.
Een verslag van
mevr. G. Hemmes-Hoekstra, secretaresse, over
het jaar 2000 tot en met januari 2001
Een verslag van de laatste bijeenkomst
van het bestuur, ten huize van mevr. E. Noordzij, op
30 augustus 2004.