GOD IS WEL BARMHARTIG, MAAR ...
Dit is het begin van Antwoord 11 in de Heidelberger Catechismus, vóór de formering van de PKN één van de Drie Formulieren van Enigheid in de meeste Nederlandse calvinistische kerkgenootschappen.
Nog steeds worden (binnen en buiten de PKN) duizenden reformatorische kinderen op de catechisatie onderwezen vanuit deze catechismus.
Maar tegen de eerste Vragen en Antwoorden heb ik grote bezwaren
‘Gods is wel barmhartig, maar…’ Dit is het begin van Antwoord 11 in de Heidelberger Catechismus. Het reageert op eerdere Antwoorden die gaan over Gods toorn over de aangeboren en werkelijke zonden van de mens en de tijdelijke en eeuwige straffen die daarop volgen.
'Is God dan ook niet barmhartig?' luidt Vraag 11. Het Antwoord: 'God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig. Daarom eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft wordt.'
Tegen deze Vragen en Antwoorden heb ik ernstige bedenkingen. 'Wij' en
'de mens' worden afwisselend gebruikt, zodat dit taalgebruik tot algemeenheid
vervalt. In het spreken over de straffen worden de begrippen tijdelijk
en eeuwig onjuist verstaan.
Maar het kwalijkste is: gerechtigheid en barmhartigheid worden tegen elkaar
uitgespeeld.
Luthers ontdekking, dat Gods gerechtigheid kan worden opgevat als het
bewijzen van Gods bevrijdende barmhartigheid, speelt hier geen rol.
Gods gerechtigheid wordt hier juridisch uitgelegd: de verhouding tussen
God en de mens in het algemeen staat in een juridisch kader. Anders gezegd:
uitgangspunt is, dat mensen in de schuld bij God staan. Hun zonde en hun
zondig gedrag tasten zijn majesteit, zijn eer, aan. Dus God staat in zijn
recht als Hij mensen maximaal straft.
Luthers ontdekking is bedolven onder leerstellige interpretaties. Theologen
die in zijn voetspoor wilden verdergaan ontwierpen termen als: geschonken
gerechtigheid, toegerekende gerechtigheid, rechtvaardig verklaring, rechtvaardigmaking,
als rechtvaardig gerekend.
Zo blijft het begrip 'gerechtigheid' steken in een juridische interpretatie.
Lees ik: 'God is Rechter,' dan leg ik dat naast het psalmgebed 'Doe mij
recht.'
Deze woorden zijn gericht tegen de vervolgers van de gelovigen. Ze zijn
ook een gestalte van Gods barmhartigheid jegens hen die in zijn Verbond
zijn opgenomen.
De toorn van God (Antwoord 10) moeten wij bij voorkeur verbinden met het
oordeel in de eindtijd: de zogenaamde komende toorn, Luk. 3, 7. Uit deze
komende toorn worden de gelovigen gered.
Boetvaardigheid, belijdenis van zonde en vergeving horen bij elkaar.
Het Boek der Spreuken heeft de tekst: Wie zijn zonden belijdt en ze nalaat,
die zal ontferming verkrijgen, Spr. 28, 13.
Zie ook 1 Joh. 1, 9.
Hierin komt Gods gerechtigheid openbaar: barmhartigheid, bewezen aan wie
daarom verlegen is.
In een andere pagina (klik hier) leg ik
uit, dat het voorgaande grote consequenties heeft voor het handhaven van de
leerstuk 'de rechtvaardiging door het geloof.'
september 2024