het Griekse Dikaiosunè
in een contekst van bevrijding



de woorden צֶדֶק, צְדָקָה en δικαιοσύνη
vanouds met gerechtigheid vertaald

Geholpen door zijn, voor zijn tijd voortreffelijke kennis van Hebreeuws kwam Luther tot een goed verstaan van de bovenstaande oud-testamentische woorden:
bij het woord gerechtigheid dacht hij voortaan niet direct aan een eis van God, maar aan de bevrijdende genade van God.

Gerechtigheid is geen voorwaarde om gered te worden. Het gevaar is immers, dat gerechtigheid dan wordt gezien als een zaak die boven God en mensen uitgaat, d.w.z. waar beide voor buigen.
Dit lezen we bij Aristoteles: gerechtigheid is de opperste deugd.

Het was Luthers evangelische ontdekking: in Psalm 31, 2 staat het Hebreeuwse woord צְדָקָה in een verband van redding en bevrijding.
Jammergenoeg is door gezaghebbende theologen die in het voetspoor van Luther wilden gaan, het woord 'gerechtigheid' juridisch en forensisch1) uitgelegd.
Ook vind ik dat er meer aandacht zou moeten zijn voor de 'Verdeutschung' van Buber-Rosenzweig voor Psalm 31,2 Psalm 71, 2a en Psalm 119, 123.
Bubers beschrijving van de betekenisssen van צֶדֶק kunt u hier lezen.

Op basis van Luthers ontdekking en op grond van zorgvuldig interpreteren van de vele bijbelteksen die het woord δικαιοσύνη dikaiosunè, als vertaling van de bovenstaande oud-testamentische woorden hebben, kom ik tot de resultaten die hier volgen.

God rekent geen rechtvaardigheid toe aan de zondaar noch maakt Hij de zondaar rechtvaardig. Rechtvaardigheid is geen ding of een morele kwaliteit.
Een juridisch geaarde leer, namelijk dat God de verdiensten van Christus ons zou toerekenen, vindt men niet bij Luther. Hij leert ons dat de gerechtigheid van God de levende Christus is. Zie 1 Kor. 1, 30 waar Christus ἀπὸ Θεοῦ δικαιοσύνη 'gerechtigheid van Godswege' wordt genoemd.
Ten dienste van de prediking lijkt mij voldoende om de 'wonderbare ruil' (een geliefkoosde uitdrukking van Luther) naar voren te halen: Christus neemt onze zonde en dood op zich, wij mogen met hem bevrijd zijn en leven .
Gerechtigheid als juridisch of forensisch begrip is ten onrechte in de tekstuitleg ingeslopen: sinds de Septuaginta, LXX, een Griekse vertaling van de Hebreeuwse bijbel, die bij Joden en eerste christenen gebruikt werd.

De juridische of forensische invulling speelt bij de Hebreeuwse achtergrond van dit woord een heel kleine rol, meer als beeld en niet leidend principieel.
Zelfs de LXX, als zij nadrukkelijk wil spreken over een gerechtelijke uitspraak, dan gebruikt zij δίκαιον κρινειν dikaion krinein, Spreuken 17, 15.

Misjpat en Tsedaqah worden enkele keren gebruikt wanneer sprake is van een rechtbank, maar deze woorden worden meestal gebruikt inzake onderlinge verhoudingen en dan vooral inzake Gods verhouding tot Israël.
Paulus betrekt de volkerenwereld erbij en dan niet forensisch of juridisch.

צְדָקָה Tsedaqah heeft een ethische en een verlossings kant. Het samenstel betekent dat onze redding de kracht tot ethisch goed gedrag geeft.
Het alleen als ethisch begrip zien, is een erfenis van het Griekse denken.
De Griekse vertaling van Tsedaqah en Tsèdèq, δικαιοσύνη, hoeft niet standaard de notie ethisch goed gedrag te dekken maar kan betekenen: de verlossing die in Christus is, Galaten 2, 17.
Δικαιοσύνη kan, vooral in Romeinenbrief, afwisselend betekenen: verlossing en ethische gerechtigheid die van die redding een logische vrucht is.

De δικαιοσύνη τοῦ Θεοῦ is altijd het verlossende werk van God. Die is al in het Oude Testament aanwezig, zie de hele passage Rom. 3, 21-26 volgens welke in het hier en nu de verlossing wordt uitgebreid tot over alle volkeren.
De samenhang van δικαιοσύνη τοῦ Θεοῦ is grammaticaal een genetivus auctoris. Hier is δικαιοσύνη geen eigenschap van God, maar daadwerkelijk bevrijdend werken van God.


God vraagt geloof, in de zin van volledig vertrouwen. De Nieuw-Testamentische prediking roept op tot geloof in Christus en zijn verlossende arbeid.
Rom. 1, 16,17 heeft, samengevat, de boodschap: God vergeeft ieder mens die tot Hem komt met vertrouwen.

Dit wordt bevestigd door Rom. 3, 21 en vooral door 22. In beide teksten wordt de δικαιοσύνη τοῦ Θεοῦ gebruikt als Gods bevrijdend werk voor alle mensen, 'want er is geen onderscheid.' Het is 'door het geloof van/in Jezus Christus voor allen die vertrouwen.'
Duidelijk is dat het vervullen van de eisen van Wetsvoorschriften geen voorwaarde tot redding is. Die vervulling komt pas met en ná het geloven, want, zegt Rom. 1, 16: 'Het evangelie is een goddelijke kracht tot sootèria ten gunste van iedere die gelooft.'
In dat evangelie wordt, zegt vs 17, Gods bevrijdend werk ('δικαιοσύνη') onthuld 'uit geloof tot geloof' zoals geschreven staat: 'de rechtvaardige (ὁ δίκαιος) zal leven uit geloof.' We mogen wel spreken over het vertrouwen 'vooraf' en het vertrouwen 'in het vervolg' als krachtbron van ethisch Gode welgevallig leven.

Vele protestantse theologen leren de toegerekende gerechtigheid en gebruiken daarbij Rom. 4, 3 en Genesis 15,6. Maar gaat het bij hen dan om Abraham die werd begiftigd met rechtvaardigheid die hij eerst niet had? Dat veronderstelt dat Abraham aanvankelijk een onrechtvaardige was.
Maar Rom. 4, 3 (volgens LXX Gen 15, 6) wil niet meer zeggen dan dat Abraham vertrouwen had in Gods belofte en hij daardoor in de vrijheid kwam te staan.
vs 20 a:
Zo kon hij leven en zich gedragen (het ethos komt na en uit het geloven) als een vrij mens.
Naar mijn overtuiging was het onjuist om op basis van deze teksten een leer van de 'rechtvaardiging door het geloof' te ontwikkelen.
Zie hiervoor ook wat ik heb geschreven over het vertrouwen van Abraham.

Het idee van begiftiging van - of (in de visie van vele orthodoxen) van toerekening van gerechtigheid komt door de Griekse invulling van de vertaling van Tsedaqa - Hitsdiq (causatief).
Rom. 5, 15,16 De genadegave van Godswege is in Christus' lijden en sterven tot alle mensen gekomen: een charisma ἐκ (weg van) de vele overtredingen (paraptoomatai) εἰς (naar) δικαίωμα, vs 16.
Hier is δικαίωμα een term die op bevrijding slaat.

Vs 17 benadrukt de 'δωρεὰ τῆς δικαιοσύνης' en dat is de vrije gave der bevrijding, een hebraïsme: bevrijdende gave. Dus geen gerechtigheid als voorwaarde of als toerekening of als 'rechtvaardigmaking.'

Vs 18 noemt het werk van Christus een ἑνὸς δικαιώμα. 'Daad van gerechtigheid' door het NBG is geen goede vertaling. Want zie het slot: het is bedoeld tot (εἰς) δικαίωσιν ζωῆς: levengevende bevrijding.

In vs 21 staat zonde (ἁμαρτία) tegenover δικαιοσύνη, te vertalen met redding maar hier met de aanvullende notie van ethische gerechtigheid -- want dit staat immers tegenover 'zonde.'

Rom 6, 7 , 'rechtens vrij van de zonde.'
NBG vertaalt gedacht vanuit de redding.

Vs 16 zet de gehoorzaamheid tegenover de zonde (deden de profeten ook) en de dood tegenover de δικαιοσύνη.
Dat heeft hier te maken met leven, en de vertaling 'redding' past hier het beste.
In de rest van dit hoofdstuk varieert de nadruk van redding tot ethisch gedrag dat een uitvloeisel van de redding is.

Rom. 8, 10 laaat zien dat δικαιοσύνη onze geest leven geeft, d.w.z. de bevrijdende kracht van God bewerkt dat.
In de NBV wordt dit verklaard door een interpreterende toevoeging van 'aanneming als rechtvaardigen.'

Een soortgelijke interpretatie biedt de NBV in Rom. 10:10. Maar vs 9 staat chiastisch (in kruisstelling) met vs 10; daarom gaan beide teksten over het behoud alleen.
Ik vind het gebruik van uitdrukkingen als gerechtigheid, rechtvaardig verklaring en het verkrijgen van gerechtigheid in de voorafgaande verzen misplaatst.

1) In theologische verband hebben de woorden 'forensisch' en 'juridisch' specifieke betekenissen:
Forensisch:
In de theologie verwijst dit vaak naar forensische rechtvaardiging. Dit concept, vooral prominent in de protestantse theologie, houdt in dat gelovigen als rechtvaardig worden verklaard door hun geloof in Christus. Het idee is dat de gerechtigheid van Christus aan de gelovigen wordt toegerekend, alsof ze voor een rechtbank (het 'forensische' aspect) rechtvaardig worden verklaard.
Juridisch:
Dit woord wordt in de theologie gebruikt om te verwijzen naar de rechterlijke beslissingen van God, en naar de manier waarop God recht spreekt over de mensheid: in termen van oordeel en genade. De onvoorwaardelijke verbondsliefde van God voor zijn volk gaat naar de achtergrond, een juridische verhouding tot God treedt op de voorgrond. Teksten over de verplichtingen (met consequenties) die God de mensen oplegt worden juridisch uitgelegd.
 

september 2024

 

Iets over mijzelf

Na een dertigjarig predikantschap in verschillende lutherse kerkgemeenten kan ik mijzelf karakteriseren als voorganger en voorzanger

Het voorzangerschap kreeg er in Dordrecht een dimensie bij: mijn plaats als cantor in de Interkerkelijke Schola Cantorum Dordrecht e.o.. Door mijn initiatief is dit gregoriaanse koor in 1984 opgericht.